vrijdag 29 juni 2018

Mooi, maar ook triest...

 Door Tjalling van den Bosch

Met enige regelmaat wordt schrijver dezes uitgenodigd voor het een damsimultaan. Daar mag u zich natuurlijk over verbazen (gezien mijn damniveau), maar het is nog niet eens zo lang geleden, dat ik 30 á 40 damsimultaans per jaar gaf! Meestal voor bedrijven en dan in de meeste gevallen op bedrijfsfeesten, tijdens motivatiebijeenkomsten en dergelijke. 

Tjalling van den Bosch
Helaas zorgde ´de crisis´ ervoor dat bedrijven als eerste gingen bezuinigen op dat soort ´uitspattingen´. Maar goed, dit terzijde; zaterdag 9 juni 2018 moest ik het opnemen tegen 16 schaatsjongens en -meisjes  van het Gewest Friesland. Het evenement vond plaats bij één van de sponsoren van het schaatsteam. 

Mooi . . . 

Na eerst een verhaal te hebben verteld over mijn eigen handel en wandel in de sport, barstte de strijd op de 100 velden los. Het is natuurlijk prachtig om juist tegen dit soort sporters mogen te aantreden, want ze zijn bloedfanatiek en verwachten van mij geen mededogen, hetgeen leidde tot een 100% score van de simultaangever. 
Normaal laat ik zo´n perfecte score achterwege, onder het mom van dampromotie; zeker kinderen mogen zelfs van mij winnen (als daar een reden voor is), ik sta toch bij niemand als een ´groot dammer´ te boek (alhoewel . . .?). Kortom, een beetje show en een beetje humor zorgden ook nu weer voor een gezellige middag, maar . . .! 

Triest . . . 

Toen het de jeugdige sporters duidelijk werd, dat ze moesten dammen, ontstonden er problemen!  Sommigen hadden hooguit weleens van dammen gehoord, maar enig benul over het edele damspel hadden ze totaal niet!! Ongeveer de helft van de jonge schaatsers had de regels nog wel enigszins in de gaten en dus was de oplossing, voor deze geroutineerde simultaneur, snel gevonden.
In plaats van 16 borden, werd de helft klaargelegd en gingen ze in paren achter de 8 borden zitten. Zodoende konden de onwetenden worden gekoppeld aan hen die wel (enigszins) op de hoogte waren van de regels van het internationale dammen. Na de eerste zetten te hebben gedaan, viel het me op dat één van de jongedames driftig in de weer was met haar smartphone; op mijn vraag wat er zo belangrijk was, liet ze mij zien dat ze de spelregels voor het dammen aan het lezen was! 

Toen ik later die middag weer naar huis reed, vroeg ik af hoe het toch komt, dat een groot deel van de jeugd (zoals mijn tegenstanders van deze middag, geboren rond de laatste eeuwwisseling) totaal niet op de hoogte is van de spelregels van het dammen; zelfs niet een klein beetje! 
Natuurlijk, het ´thuis worden er geen bordspelletjes meer gespeeld´ (sterker nog, in de meeste huishoudens komen geen damborden meer voor) en ´de jeugd heeft tegenwoordig zoveel meer mogelijkheden om zich te vermaken (op het internet)´ enzovoort, schoten mij direct door het hoofd, maar misschien wel de allerbelangrijkste reden, de damclubs ´doen niets meer aan de jeugd´!
En daar zit een enorm probleem. 

De meeste jongeren die het dammen in hun jeugd 'meekregen', haakten in de pubertijd snel weer af, maar ze wisten wel een beetje wat het dammen inhield. 
Daardoor kwam het regelmatig voor, dat ze, eenmaal gesetteld, op latere leeftijd toch weer een damclub opzochten; dat kan je met de huidige groep jongeren dus wel vergeten. Het edele damspel is voor hen een terra incognita! Ik hoef u natuurlijk niet duidelijk te maken hoe jammer dat is.  

DamZ! . . . 

Iedere dammer die lid is van de Nederlandse dambond, heeft in het bondsorgaan kunnen lezen dat er thans 9.000 damsets in omloop zijn voor de jeugd; de door privépersonen uitgegeven DamZ!
damsets. Het is mooi dat, daar waar damclubs het nalaten, er mensen zijn die ideeën hebben  (én uitvoeren) over het bereiken van de jeugd.
Ik zou dammend Nederland willen uitnodigen om (eventueel met anderen) een stuk of wat van deze damsets aan te schaffen en te verdelen onder de jeugd (bijvoorbeeld via scholen). Vanwege de kosten (slechts 3 euro per stuk!) hoeft men het toch niet te laten. Ga naar: www.damz.nl

Opdat de (dam)toekomst gegarandeerd blijft! 
Voorwaar een positief (dam)geluid om mee af te sluiten.  



vrijdag 15 juni 2018

Willemijntje van Ens

Door Tjalling van den Bosch

Eigenlijk is Ens als plaats, zoals we het nu kennen, nog zeer jong. Tijdens de tweede wereldoorlog is de Noordoostpolder pas ingepolderd  en dus kon Ens ook niet eerder worden opgebouwd! 
Daarvoor was de naam Ens verbonden aan het zuidelijk gedeelte van het eiland Schokland, dat in de Zuiderzee (thans IJsselmeer) lag.
In plaatsen die aan zee (of in het geval van Ens, in zee) liggen, is er altijd wat te doen; zeelieden komen zich er vermaken na soms maanden op zee te hebben gezeten en ook door de aan- en afvoer van goederen 'over land'  is het vaak een komen en gaan van mensen die zich er soms ook even willen verpozen. 
De horeca in dat soort plaatsen is dan meestal een florerende business;  het is dan ook vaak een broedplaats van de meest fantastische verhalen en  sages die ook vandaag de dag nog de ronde doen. Meestal over lang, vaak zeer lang geleden; zo ook over ons onderwerp. 

Hard leven

Willemijntje Hortensia Maria werd geboren in 1624 en overleed in 1693; ze is dus bijna 70 jaar oud geworden, een hele leeftijd voor die tijd. Ze woonde op Ens (zuidelijk gedeelte van Schokland dus) en verliet het eiland zelden.
Willemijntjes leven was keihard, ze moest zich staande houden in het ruwe leven van de 17de eeuw; haar ouders weer arm, zeer arm. 
Haar vader heette Johannes Theodurus Maria en van haar moeder is alleen de  voornaam Griselda   bekend; achternamen had men sowieso niet, daarvoor moest  Napoleon Bonaparte eerst nog langskomen. 
De bijnaam van Willemijntjes vader was Hannes de Harde en moeder stond bekend als Griezelientje; alleen al door die bijnamen mag het duidelijk zijn, dat het gezin, dat verder nog bestond uit 4 jongens en 6 meisjes, geen warm nest was.  
De voorvaderen van Johannes waren noodgedwongen vanuit Frankrijk noordwaarts getrokken (gevlucht), nadat ze het katholieke geloof in het openbaar hadden   afgezworen. Over het hoe en waarom daarover is verder niets bekend.

Willemijntje werd vaak Mientje genoemd (waarom geen Mijntje?) en ze moest 
maar zien hoe ze dagelijks aan wat eten kwam; maaltijden bestonden gewoon 
niet in het gezin van Hannes de Harde. 
Het was 'ieder voor zich' in een tijd dat hygiëne nog moest worden uitgevonden. 
Als je wilde slapen, ging je maar ergens liggen (meestal in wat hooi of stro) en
wanneer je je behoefte moest doen, dan deed je dat maar in een sloot of plas
water, zeker niet op een droog stukje land en vooral niet te dicht bij het schamele
onderkomen, want op warme, droge dagen kon de fermentatie van uitwerpselen 
behoorlijk gaan rieken.  
Het moge duidelijk zijn, het was geen frisse tijd; maar ach, dat was het nergens
op het eiland, behalve dan bij de beter gesitueerden.

Willemijntje werkte zo nu en dan op het land van een boer en anders probeerde
ze aan de slag te komen bij vissers; dat het om harde fysieke arbeid ging, deerde
haar niet. 
Ze was niet groot en sterk, maar ze was zeer taai; met haar pezige lijfje verzette 
ze bergen werk (voor een karig loontje). 
Mientje zou 7 kinderen baren, van diverse mannen; ze is nooit getrouwd geweest, 
de mannen waren meestal vlot na de inseminatie weer (voorgoed) vertrokken. 
Daarnaast heeft ze minstens driemaal een miskraam gehad; daar leek ze weinig
emotionele schade van op te lopen, gelukkig geen extra mond te voeden was dan
misschien haar gedachte.  

Dammen 

Willemijntje had al op jonge leeftijd dammen geleerd, van een manke oudoom, die volgens overlevering ook de vader van haar eerste kind was. 
Dammen kon Mientje als de beste; toen ze wat ouder was ging ze vaak naar gelegenheden waar alcohol werd geschonken (van etablissementen was natuurlijk geen sprake, het waren meer bouwvallen, maar je zat tenminste 'uit de wind' en de regen werd ook nog een beetje tegen gehouden. 
Nadat de mannen (vrouwen kwamen daar niet of nauwelijks) een paar borreltjes achterover hadden geslagen, daagde Mientje ze uit voor een partijtje dammen om een klein geldbedrag. Ze speelde zeer fanatiek en volgens de verhalen verliet ze de gelegenheden altijd met een paar centjes op zak. 
Natuurlijk kon ze het zich ook niet veroorloven om te verliezen, want geld had ze gewoon niet. 
Het maakte haar een genadeloze profdammer; wat er ook gebeurde de partij moest gewonnen worden. 
Wanneer de mannen aangeschoten waren, knepen ze Mientje ook weleens in de billen, maar daar reageerde ze dan op als door een adder gebeten, waardoor het daar meestal bij bleef. Niet altijd trouwens, dat mogen we toch gerust concluderen uit het aantal kinderen en miskramen. 

Als Willemijntje vroeg op de avond al de nodige centjes bij elkaar had gedamd, dan wilde ze ook nog weleens iemand uit een (iets) hogere sociale kring uitdagen; iemand die dus wel veel geld had (en al een paar borrels op!) en dan ging de inzet natuurlijk omhoog.
Ook dan ging ze er, volgens overlevering, vrijwel altijd met de winst vandoor. Dat laatste bracht herenboer Gradus op een idee; deze Gradus was namelijk door een andere herenboer, uit de nabijheid van Zwolle, uitgedaagd om een partij te dammen, met als inzet een os! 

Snood plannetje van Gradus

Gradus had de uitdaging aangenomen en de afspraak gemaakt dat de match in Zwolle zou plaatsvinden. Samen met Gradus vertrok Willemijntje op een gegeven moment per boot naar de  hoofdstad van Overijssel. Daar aangekomen vertelde Gradus zijn uitdager, dat hij eerst maar eens tegen zijn gezelschapsdame (er wordt gezegd dat Gradus de vader is van één van Mientjes' kinderen; alcohol kost levens, maar er ontstaat ook vaak nieuw leven door! - maar dit geheel terzijde natuurlijk -) moest dammen, om te zien of hij wel een deugdelijke tegenstander was. De herenboer uit Zwolle lachte schamper toen hij het scharminkel zag, maar was bereid!

Het lachen zou hem echter snel vergaan; Mientje (die een flink bedrag in het vooruitzicht was gesteld door Gradus; als ze won!) damde alsof de duivel haar op de hielen zat. Toen de Zwollenaar probeerde vals te spelen, reageerde ze venijnig; haar getuige (Gradus) stelde haar natuurlijk in het gelijk. 
Mientje kwam in een gewonnen stand terecht en de uitdager werd zo kwaad, dat hij het bord met een harde klap schoon veegde; het kleine vrouwtje dook angstig in elkaar. De herenboer uit Zwolle stond langzaam op en dreigde nog een klap uit te delen, hetgeen Gradus met een luide schreeuw voorkwam. 
De uitdager spuwde op de grond, vlak voor de voeten van Gradus en beende kwaad weg. Van een match met Gradus is het toen natuurlijk niet meer gekomen; naar verluidt heeft Willemijntje haar centjes ook nooit gekregen! 

Willemijntje leeft nog steeds voort in de contreien rond Ens; haar passie voor het dammen en vooral het fanatisme om een dampartij te winnen worden ook nu nog geroemd. De wil om te winnen zit de mensen uit Ens dan ook in het bloed; 300 jaar later kwam dat ook bovendrijven. 

Elfstedentocht op de schaats

In de zestiger jaren van de vorige eeuw groeide in Ens (de plaats; niet meer een eiland dus) een mannetje op, dat klein van stuk was en pezig, en vooral taai, zeer taai (een directe nazaat van Mientje?). Dat mannetje wilde boer worden . . . en schaatser!  Dat boer worden lukte hem; in het naburige Leeuwte (vlakbij Sint Jansklooster) begon hij een veebedrijf, maar een vetpot was dat nooit! 

Natuurlijk ondervond hij nooit het harde leven dat Willemijntje ten deel was gevallen, maar zeker in zijn beginperiode als boer, moest hij het hebben van zijn taaiheid om te overleven. Die taaiheid kwam hem goed van pas als hij zijn grootste hobby uitoefende, het schaatsen op natuurijs; voor marathons op kunstijs kwam hij te kort. 
Niet dat ze hem er op kunstijs vanaf reden, daar was het te taai voor, maar een goede prijs schaatste hij op de kunstmatige aangelegde ijsvloeren nooit bij elkaar. Zijn specialiteit was het schaatsen van lange marathons; zijn voorkeur ging uit naar 200 kilometer ploeteren door weer en wind. In 1985 was er eindelijk weer een Elfstedentocht in Friesland; met zijn pezige en taaie lijf kon hij zich in de kopgroep handhaven en wist hij, tegen alle verwachtingen in, de grote favoriet Henri Ruitenberg in de eindsprint te verslaan. 
En zo had de Elfstedentocht na 22 jaar weer een nieuwe winnaar; dat taaie pezige mannetje, opgegroeid in Ens: Evert van Benthem
Een jaar later was er weer een helse tocht langs de Friese elf steden; ook nu was de wil om te winnen bij Van Benthem te groot voor alle andere schaatsers. Hij won ook die editie; dat jaar met grote overmacht! Evert van Benthem kwam in 1986, na bijna 7 uur schaatsen, (solo) als eerste over de finishlijn op de Bonke. 

Anders dan Mientje nam Evert, na zijn schaatscarrière, wel de wijk (naar Canada, om zich daar als boer te vestigen); gezien recente foto's (volle gelaat; iets dat Mijntje nooit heeft mogen ervaren) is het hem 'voor de wind gegaan' aan de overkant van de grote haringvijver! 
De plaatselijke sporthal van Ens draagt de naam van de tweevoudige Elfstedenstedenwinnaar (op de schaats), niets herinnert nog aan Mientje; nou ja, dit verhaal dan . . .!

Open Flevoland 

Aanstaande maandag begint het Open Flevoland; hopelijk zijn de deelnemers (m/v) geraakt door het verhaal over Willemijntje Hortensia Maria en (haar mogelijke nazaat) Evert van Benthem en gaan ze volop de strijd aan, met als doelstelling: Winnen. 
U kunt het toch zeker Mientje niet aandoen, om maar snel naar een vredelievende puntendeling te schuiven!  

Dus deelnemers aan u de vrome opdracht; speel het spel zoals het gespeeld dient te worden:
Strijd, volop strijd . . .!




vrijdag 8 juni 2018

Dammersgeluk

Door Rein van der Pal

Sinds enige tijd probeert de stichting POPstad Heerenveen de muziekcultuur in mijn woonplaats te verstevigen. Dat wilde ik wel eens meemaken. Op goed geluk toog ik naar mijn vroegere stamcafé ‘Oase’, waar die avond drie verschillende bands zouden optreden. Nog maar net binnen liep ik een oude bekende tegen het lijf. Hij zou met zijn hagelnieuwe 360 graden camera foto’s maken voor de plaatselijke media. Met de vraag of ik nog steeds schaakte probeerde hij boven het lawaai uit te komen. 'Damde', corrigeerde ik, maar hij verstond mij niet en prevelde iets over de loop van de stukken en de diepgang van het spel.
Ik draaide mij 180 graden om, liep naar de bar en bestelde een biertje. Gelukkig kwam de bodem van mijn Witte Trappist snel in zicht. Na een tweede glas voelde ik mij al iets beter. Toch zijn dit niet de momenten waarop je als dammer staat te juichen.

Boekpresentatie

Hoe anders was dit toen ik de volgende dag samen met twee collega dammers naar Assen reed. Ik parkeerde de auto in het centrum en we liepen naar een groot warenhuis, waar zich op de vijfde verdieping niet minder dan 240 damliefhebbers hadden verzameld, om de presentatie van het boek ‘Dammen als cultureel erfgoed’ bij te wonen. 

Schrijver Hans van der Nap gunde ons een kijkje in de keuken en hield de zaal meer dan anderhalf uur in zijn greep. Zijn enthousiaste en boeiende verhaal werd op een groot scherm ondersteund door fraaie plaatjes uit het boek. Als verwoed verzamelaar van damliteratuur kon hij putten uit zijn eigen uitgebreide collectie. Verder speurde hij in bibliotheken (KB), regionale en landelijke archieven en had toegang tot particuliere collecties. Als hij 's nachts de slaap niet kon vatten, las hij de notulen die op het nachtkastje lagen door, op zoek naar bruikbaar materiaal. Ook bezocht hij veel dammers thuis en dat leverde naast mooie verhalen, ook feiten, foto's en anekdotes op. Verrassend genoeg ondervond de schrijver veel tegenwerking bij het krijgen van subsidie voor 'dit project' en het speciale lettertype dat hij voor ogen had bleek niet voorradig te zijn bij de uitgever. Zijn ongebreidelde energie en doorzettingsvermogen leverde uiteindelijk een naslagwerk op dat volledig voldeed aan de vormgeving die hij voor ogen had. 

Levenswerk

Aanleiding voor het schrijven van dit boek was het 75-jarig jubileum van de Provinciaal Groninger Dambond (PGD) in 1994. Gaandeweg veranderden de ideeën over de opzet en uiteindelijk ontstond er een monumentaal werk over de geschiedenis van het damspel in Groningen en Drenthe in de 20ste eeuw. Dat de schrijver Drenthe ook meenam komt doordat beide provincies nogal met elkaar verweven zijn. Het project groeide uit tot een levenswerk, een Magnum opus, waaraan Van der Nap meer dan 20 jaar heeft gewerkt. Zowel qua inhoud als wat betreft verschijningsvorm is het een bijzonder boek geworden.

De twee delen die zijn samengebracht in een cassette tellen 733 bladzijden, bijna 1000 foto's! en meer dan 600 diagrammen. Door het hele boek zijn fragmenten van Douwe de Jong terug te vinden. Dit moet gezien worden als een postuum eerbetoon van de schrijver aan de man die veel betekent heeft voor het (Groningse) dammen. Interessant zijn de biografische schetsen van bekende dammers als Jannes van der Wal, Auke Scholma, Bauke Bies, Hans Jansen, Roel Boomstra en vele andere. Veel plaats wordt ingeruimd voor bekende problemisten als W.B. Monsma, H. Schurer en H. van Meggelen om slechts enkele te noemen. Harm Schurer was een duizendpoot in de damwereld en ook Herman van Meggelen heeft zich altijd volledig ingezet om de damsport te promoten.

H. Schurer

1.31-26 29x40  2.26x08 03x12 3.39-33 28x39 4.27-22 18x27 5.32x21 16x27 6.48-43 39x48 7.49-44 40x49 8.46-41 39x32 9.37x10 48x46 10.25x03 05x14 11.03x05






H. van Meggelen

1.14-09 05x25 ad. lib. 2.49-43 03x23 3.43x03 29x38 4.03-26! 42-48 5.47-42!! 38x47 6.26-12 47x20 7.12x34  38x30 8.15x35






Nog voor het officiële programma was afgelopen stonden de liefhebbers al in de rij om de zware stoeptegel aan te schaffen. Toen de buit binnen was keerden we terug naar de parkeergarage. Met "vier kilo onversneden dammersgeluk" veilig op de achterbank reden we naar huis. 
We keken terug op een geweldige middag en thuisgekomen nam ik het boek in vogelvlucht door. Voor even was ik weer blij dammer te zijn.