woensdag 25 juni 2014

Damfamilies...

IDoor Tjalling van den Bosch

Naar aanleiding van het epistel over Pierre Ghestem kreeg ik  veel leuke reacties en werden er zelfs ideeën aangedragen voor nieuwe epistels. Knipsels uit dag- en weekbladen, verwijzingen naar sites (waarop informatie is te vinden) en verhalen heb ik mogen doorworstelen om achter (de hele of halve) waarheid te komen over dammers uit het verleden.

Er zijn in de damwereld veel voorbeelden van grootvaders, vaders en zonen die dammen. Bij ons op de club (Huizum) zijn er nog nazaten hiervan te vinden zoals Thijs Talsma en Ben Stenekes.

Terug in de tijd . . .

In de 18de eeuw (zo rond het jaar 1770) was Jacob Hoogland (veearts te Utrecht) een bekend dammer. Het volgende verhaal maak ik op uit het Algemeen Handelsblad van 5 september 1912: Het was in huize (Jacob) Hoogland gebruikelijk dat er 's avonds werd  gedamd, wat heet (!): het was een vaste regel. De zonen (over dochters wordt in het artikel niet gerept) namen dit gebruik over; dus toen zij trouwden en kinderen kregen werden ook deze 's avonds achter het dambord geplaatst.

Rond het jaar 1900 was het in de familie Hoogland nog steeds een vast ritueel:  's avonds werd er gedamd. Vrijwel alle nazaten konden ook goed leren, van de drie zoons uit het gezin Hoogland, waar ik het hierover heb, ging er één naar de Hoogere Burgerschool en een andere zat op het Gymnasium. "En de derde . . . ?" zult u zich afvragen; nou, die wilde niet deugen. Hij bezocht alleen de lagere school, want de leraren hadden zoveel met hem te stellen, dat zij zijn ouders de raad gaven hem maar niet verder te laten leren, omdat er niet veel met hem was aan te vangen. Hij zat in de klas alleen maar grapjes te maken en dus voor onrust onder zijn medeleerlingen te zorgen. Ondanks de vaak niet malse straffen konden de leraren hem niet in het gareel krijgen. Zo kwam het dat deze jongeling reeds op 14-jarige leeftijd te werk werd gesteld in de slagerij (te Utrecht) van zijn vader.

Maar . . . dammen kon deze jongeling als de beste; toen het Utrechtsch  Damgenootschap in 1906 een simultaan uitschreef (de naam van de simultaan-gever is mij niet bekend) meldde de jonge Hoogland zich dan ook aan. De inschrijving werd echter geweigerd; men vond hem als knaap van 14 jaar ál te jong. Toch was Hermanus Hoogland (daar hebben we het dus over) niet te stoppen, reeds twee jaar later (1908) verleende hetzelfde damgenootschap hem wel het Meesterschap! In 1911 heeft Herman (onder die naam kennen wij dammers hem beter) een tweekamp over 10 partijen gespeeld tegen de Franse 'beroepsdammer' Isidore Weiss, welke Hoogland nipt (9-11) verloor. Weiss, die als eerste wereldkampioen dammen geldt, was vol lof over het spel van de jonge Hoogland; en zie . . . slechts één jaar later (op 20-jarige leeftijd) won Herman Hoogland de wereldtitel !!! Weiss schijnt, nadat hij zijn titel aan Hoogland had overgedragen, te hebben
gezegd: "C'est perdu pour moi". Weiss zag een nieuwe wereldtitel namelijk niet zitten, want hij verklaarde later ook nog: "Als iemand van 20 jaar de titel mee naar huis neemt, dan kan men er staat op maken dat het grote moeite zal kosten het wereldkampioenschap aan dezen houder te ontworstelen".

Ik kreeg zes (uitgescheurde) pagina's onder ogen, waarschijnlijk uit een tijdschrift dat diende als vooraankondiging van het 60-jarig jubileum van de K.N.D.B.; hieruit maak ik het volgende op over de eerste Nederlandse wereldkampioen dammen: Herman Hoogland. Geboren in 1881. Overleed op 64-jarige leeftijd in Utrecht aan een hartkwaal (25 november 1955). Hij was - met De Haas en Molimard - voorstander van een wetenschappelijke speelwijze (en dat voor een kind dat niet wilde 'leren'!). In de Hollandse opening vond hij de naar hem genoemde variant, die een  revolutie in de speltheorie teweegbracht. In 1923 lanceerde hij De Nieuwe Speelwijze, waarbij dammen elkaar ook horizontaal en verticaal slaan, maar dit systeem heeft nimmer ingang gevonden. 

Om dit epistel af te sluiten met 'leuke diagrammetjes' van Hermanus was nog een hele toer; zowel in Turbo Dambase als Toernooibase staan niet veel partijen van Herman Hoogland en vele van zijn overwinningen zijn vrij eenvoudig tot stand gekomen. Uit Het Damspel van 1912 komt deze overwinning, tijdens een simultaan, op een zekere van der Staaij.

 Zwart (van der Staaij) heeft als laatste zet (20-24) afgegeven, Hoogland slaat nu toe: 28-22  (17x28)  26x17  (11x22)  34-29  (23x34)  32x14 (9x20)  39x19  (13x24)  27x21  (16x27)  33-28  (22x33)  31x11 (6x17)  38x29  (24x33)  35-30  (25x34)   40x38.
Tegen zijn broer Richard (die wel goed kon 'leren' en het tot arts schopte) kwam onze eerste wereldkampioen met de volgende lokzet (uit Het Damspel van 1915):



Broederlief (met zwart) had natuurlijk wel in de gaten dat zijn lange vleugel er niet al te florissant bij stond, dus daarom lokte Herman met 39-33 hier  (24-29)  uit. Echter, na het slaan  33x24  en  (20x29), volgde (of zou zijn gevolgd, dat is mij niet helemaal duidelijk)  25-20 (14x34)  35-30  (34x25)  27-21  (16x27)   38-32  (27x49)  40-35 (49x40)  45x5.



Dus jongens en meisjes, als je een hekel hebt 'aan school' en je door je leraren als 'onhandelbaar' wordt afgeschilderd; stort je dan vol overgave op ons edele damspel!
 




maandag 16 juni 2014

Zwart op Wit

Door Rein van der Pal


Na Max Euwe en Jan Timman was Paul van der Sterren de Nederlandse schaker die het verste kwam in de kandidatenmatches. De Limburger werd twee keer Nederlands kampioen en vertegenwoordigde ons land regelmatig op de Schaakolympiade. Toch heeft hij nooit de status van Donner of Timman verworven.

Over zijn leven als schaker heeft heeft Van der Sterren een biografie geschreven met als titel ‘Zwart op Wit.’ Uitgangspunt voor het kloeke boekwerk van meer dan 500 bladzijden vormt het archief met 3.000 partijen. Liever had ik deze  twee kilo zware stoeptegel op een tablet gelezen. Dit komt puur door het formaat en het gewicht van het boek. Persoonlijk verkies ik een geschreven boek boven een e-book of kleitablet, doch dit geheel terzijde. De schrijver heeft geen uitputtende analyses gemaakt, maar gebruikte een selectie van de partijen om zijn chronologische verhaal te ondersteunen.

Kort na zijn studie rechten in Amsterdam besloot Van der Sterren van schaken zijn beroep te maken. 
Volgens de schrijver moet een broodschaker beschikken over reislust, mentale weerbaarheid, discipline en talent om te kunnen slagen. Ook dient een schaker over voldoende zitvlees te beschikken.
Het ging allemaal niet zonder slag of stoot. Van der Sterren stond niet direct bekend als een supertalent, eerder als een noeste werker met een gezonde aanleg voor schaken. Om in zijn onderhoud te voorzien nam hij deel aan lucratieve weekendtoernooitjes, serieuze invitatietoernooien en de clubcompetitie. Verder leverde hij bijdragen aan tijdschriften, schreef boeken en gaf zo nu en dan een simultaan. 

Zwart op Wit is een indringend psychologisch portret geworden, waarbij alle facetten die bij het schaken als beroep een rol spelen, worden uitgediept. De schrijver spaart zichzelf niet en toont openlijk z’n zwakke kanten. Aanvankelijk zag hij teveel op tegen topspelers. Gedurende z’n gehele carrière had hij last van spanning en stress. Een ander probleem was zijn faalangst en het misgrijpen op de beslissende momenten. Dat Van der Sterren niet eerder de pijp aan maarten gaf en nog zover gekomen is mag een wondertje heten. Karakter, keihard werken en doorzettingsvermogen hebben van hem toch een topschaker gemaakt, die op 33 jarige leeftijd de grootmeester titel in de wacht sleepte.

Het boek is niet alleen interessant voor schakers, maar ook voor dammers, bridgers, sporters en voor iedereen die graag een levensverhaal leest. Dat Van der Sterren over een goede pen beschikt is mooi meegenomen. Over de partij tegen John van der Wiel, waarin hij de nationale titel verspeelt schrijft hij:

“Er is veel sympathie voor me na het zeldzaam wrede slot van deze partij. Toch kan ik me niet herinneren dat ik er, in laten we zeggen mijn ” waakbewustzijn “, zo vreselijk onder geleden heb. Overdag sluit je geest zich blijkbaar af voor dingen die te groot en te erg zijn om te bevatten. Maar ’s nachts komen ze zo nu en dan wel aan de oppervlakte en natuurlijk zijn ze ondertussen ongezien bezig om ergens diep in je ziel hun stempel te zetten”.      

Op 45-jarige leeftijd zet Van der Sterren een punt achter zijn actieve loopbaan als topschaker. De accu is leeg en het lijkt bijna een verlossing…

woensdag 11 juni 2014

Soms denk je dat je...

Tjalling van den Bosch

Eigenlijk zou de aanhef moeten zijn: Soms denk je dat je kunt ontsnappen. Edoch, uw blogmanager vindt zo'n aanhef veel te lang, dus korten wij deze maar in, maar wel met een open einde . . . Rein van der Pal is uw blogmanager, maar misschien is die functieomschrijving niet correct en moet het gewoon blogmaster zijn, of heel gewoon blogger (?!?). Bij het overzetten van 'stukjes' op dit blog, vallen er letters 'weg', soms zelfs hele woorden, soms staan er plotseling letters die 'daar niet thuis horen', soms staan punten en komma's plotseling helemaal verkeerd; kortom er ontsnapt het nodige op wonderbaarlijke wijze . . .

In eerdere epistels heb ik al eens voorbeelden aangehaald van wonderbaarlijke ontsnappingen. Een ontknoping in de 2de ronde van de halve finale N.K. Algemeen K.N.D.B. 2014 gaf mij de inspiratie voor dit epistel EN deed mij even terug gaan in de tijd . . .Het ging in eerste instantie om deze stand, uit de partij tussen Edwin de Jager (wit) en Ivo de Jong:

De zwarte dam is zojuist (op de 52ste zet) geland op veld 31. Wit denkt nu in een remise te kunnen ontsnappen door 18-12  (31x42 !)  12x3 maar wordt nu verrast door het mooie 42-26 . . . over en uit, de witte dam kan niet meer ontsnappen. Deze 'net niet ontsnapping' deed mijn denken aan één van mijn schaarse hoogtepunten. We gaan terug naar de 1ste ronde van nationale clubcompetitie (hoofdklasse A) in het seizoen 2008-2009.

Op die bewuste zaterdag (20 september 2008) nam mijn club Huizum het, in Zalen Tivoli, op tegen DIOS (zoals deze club toen nog heette). De wedstrijd eindigde in een gelijkspel (10-10) en ik mocht aantreden tegen Ko Besuijen. We komen erin na mijn (wits) 52ste zet 40-34:

Ik weet nog dat mijn toenmalige clubgenoot Martijn van Gortel, na mijn laatste zet, zachtjes fluisterde: "hij (ik dus) verprutst het weer . . . ! "Besuijen dacht dat ook en zag zich al gekroond worden tot matchwinnaar: (15-20)  25x14  (22-28)  4x2 !  (28x37) . . . Maar zo nu en dan (zeg maar gerust; een héééél enkele keer) verras ik mijn teamgenoten aangenaam:  2-8 . . . Ko dacht nog lange tijd na, maar zag toen toch maar van verder spelen af (2-0), waar wit ook dam gaat halen de vang staat altijd klaar!
En dan krijg je, na afloop, de felicitaties en nog even later, terwijl het eerste biertje het  keelgat inschiet, durft er iemand te vragen: "zag je dat van te voren aankomen?". En dan is het heerlijk om de meest onnozele glimlach tevoorschijn te toveren !

Maar er zijn natuurlijk ook situaties waar een speler zijn winst juist net niet binnenhaalt. Een voorbeeld hiervan komt wederom uit de nationale clubcompetitie (seizoen 2013/14). Op 2 november 2013 versloeg 020 (het voormalige Hiltex) hun opponenten uit Nijverdal resoluut met 12-8. De uitslag had groter uit kunnen vallen wanneer Gerrit Tigchelaar zijn kansen optimaal had benut:

Tigchelaar heeft zwart en zijn tegenstander (Rienk van Marle) heeft zojuist op de 49ste zet 38-33 gespeeld. Zwart speelde nu  (41-47) en toen maakte van Marle remise door 23-19  (14x34)  33-28  (47x20) en 25x14. Edoch, winst (voor zwart) was vanuit de diagram:  (15-20) 24x15  (41-46)  wit heeft nu niet anders dan  33-28  en dan volgt  (14-19)  23x14  (46x5)  25-20  (5-28)  -wit kan nu natuurlijk  29-24 maar dan speelt zwart  (28-32)  en verandert er niets aan de winstgang-29-23 (28x25)  15-10  (25-14)  10X19  (18-23)  19X28  en  (12-18).
Soms wordt zelfs op grootmeestelijk niveau niet het maximale eruit gehaald.

Wederom naar de nationale clubcompetitie (nu uit het seizoen 2012/13); Alexander Getmanski gaat de boot in tegen voormalig wereldkampioen Guntis Valneris (ooit mijn clubgenoot bij het roemruchte Rinsumageest en door de voorzitter van die club steevast Gunter Valerius genoemd, maar dit wederom geheel terzijde natuurlijk).

Stand na Valneris' 55ste zet (23-29), Getmanski (wit) gaat als volgt de bietenbult op:  36-31  (29-34)  38-32  (30-35)  32-28  (34-40)  28-23 (40x49)  23-19  (49-32)  19-13  (32-14)  13-8  (7-12)  8x17  14-23 en 0-2. Edoch, als wit vanuit de bovenstaande diagram begint met 38-32 is het niet te winnen !?! Op bijvoorbeeld (29-33) komt 44-40.
"Wat het putten voor golfers, is het eindspel voor dammers . . .".


 


 

woensdag 4 juni 2014

The Nickster...

Door Tjalling van den Bosch

Nick de la Fonteyne (geboren op 15 juli 1988) uit Leeuwarden kon de teloorgang van het Fries Kampioenschap algemeen niet langer aanzien. Het F.K. was, na een lange en sucesvolle periode, afgegleden tot een ontluisterende schijnvertoning. In 2006 werd het round-robin (rond-systeem) afgeschaft en deed
het zwitsers systeem zijn intrede. In de daarop volgende jaren bedankte het overgrote deel van de Friese topspelers voor de eer; ze vonden het zwitsers systeem niet eerlijk en dus niet thuishoren in de strijd om de hoogste Friese (dam-)eer. Een voormalig Fries kampioen stopte zelf helemaal met 'ons' dammen en stapte over naar het Fryske spul . . .Vorig seizoen werd het F.K. aan het traditionele Friese zomertoernooi gehaakt; een afgang, want de partijen werden nu afgeraffeld in een veel te snel speeltempo. Mooie partijen leverde het dan ook niet op.

De la Fonteyne vond dat deze neerwaartse spiraal moest worden omgebogen. Ondanks zijn gebrek aan ervaring op het gebied van het organiseren van damwedstrijden, in zijn nog jonge leventje, schraapte hij al zijn moed bijeen en vroeg hij de Friese dambond of hij het F.K. van 2014 mocht organiseren; dat mocht.
"Eén vergadering met de PFDB, waarin ik mijn 'plan van aanpak' heb uitgelegd, was voldoende" vertelde hij bij de chinees, na afloop van de laatste ronde. The Nickster kreeg hulp van deze en gene, werd ook gesteund door de Leeuwarder damclubs (Huizum en de Oldehove) en ging aan de slag. Schrijver dezes had het idee, dat de la Fonteyne ontzettend veel werk heeft moeten verzetten om het één ander weer op de rails te krijgen; zelf vond hij het aantal uren, dat hij er in heeft moeten steken, nogal meevallen. Na een 'rondje' langs mogelijke kandidaten, had hij 32 deelnemers op de lijst; een record voor deze eeuw (het zomertoernooi natuurlijk buiten beschouwing gelaten). Gelukkig vonden ook weer Friese toppers de weg naar het F.K.; helaas nog niet alle, maar er is weer hoop. Uw penneleur is van mening dat mensen zoals Nick cruciaal zijn voor de overlevingskansen van onze damsport (geen woorden maar daden . . .).

Afijn, terug naar het toernooi; de deelnemers werden 'op rating' ingedeeld in 4 groepen van 8; in de hoogste klasse was de gemiddelde rating ruim 1.300. De winnaars werden: ereklasse Tjalling Goedemoed, hoofdklasse Sietse Nagel, eerste klasse Kerst Hoekstra en in de tweede klasse Andries Oord. De winnaar van de ereklasse mag zich een jaar lang Fries kampioen noemen. But the real winner is . . . the Nickster !!

Schrijver dezes heeft zeer grote bewondering voor Nick de la Fonteyne en hoopt dat hij ook het volgend seizoen met de (organisatie-)scepter wil (en mag!) zwaaien. De partijen werden centraal verspeeld in Leeuwarden; afwisselend in de thuishavens van de Leeuwarder damclubs (Tivoli en de Insulinde). Er werd alleen op zaterdagen gespeeld en het speeltempo was 50 zetten in 2 uur (en vervolgens 25 zetten per uur).
Het was weer een ouderwetse strijd met nieuwe snufjes, zoals het live de partijen de wereld in slingeren, doordat men op tablets en i-pads mocht 'noteren'. Veel partijen kunt u naspelen op Toernooibase; de dam-technische hoogstandjes van de toppers zijn reeds ontleed in de diverse damrubrieken, daarom neem ik even kort twee partij-fragmenten met u door uit andere klassen:

Het eerste fragment komt uit de tweede groep (hoofdklasse - 7de ronde). Reinout Sloot (wit) meende op de volgende manier een dam op het bord te moeten toveren in zijn partij tegen Sietse Nagel.

Stand na zwarts 23ste zet (13-19). 26-21  (17x26)  27-22  (18x38) 29x7  (38x40)  7-1  (25x43)  1x45.  Sloot mag graag 'snel' spelen, maar hij had beter even 'op zijn handen' kunnen gaan zitten voordat hij deze combinatie inzette, want nu volgde:  (20-24)  49x38  (2-7)  45x1  (19 23)  1x20  (15x24). De schijfwinst werd door Nagel later omgezet in partijwinst; mede door deze overwinning werd hij kampioen in de hoofdklasse.


Het tweede fragment komt uit de derde groep (1ste klasse) en wel uit de tweede ronde:

Hans van Dijk  heeft wit en is aan zet; zijn tegenstander is Arnold Wiegersma en deze heeft  zojuist een vrije doortocht naar dam (schijf
36) bewerkstelligd. Beide spelers zitten in razende tijdnood; van Dijk had hier het beste kunnen voortzetten met 48. 21-17  (36-41) 49. 17-12  (41-47) 50.  39-34  met goede kansen voor wit. Maar het ging anders, namelijk:  48.  16-7  (36-41)  49.  7-34  zwart mag nu natuurlijk geen dam halen, dus:  49.  ..-..  (24-30)  50.  34-1  (41-47)  51.  25x34 en de zetten zijn gehaald. Wit staat nu twee schijven voor, maar Wiegersma vindt precies het remise-gaatje: 51.  ..-..  (47-33)  52.  28-23  33x35  53.  23x5  (35-8)  54.  21-16  (6-11)  16x7  55.  8-2  en
de punten werden verdeeld.

Mocht het F.K. 2015 op dezelfde manier worden georganiseerd, dan zou het te prijzen zijn wanneer meer Friese topspelers de strijd om de hoogste Friese dam-eer ook weer 'aan' zouden gaan.