dinsdag 27 mei 2014

Jeu de Boules...

Door Tjalling van den Bosch

Ziet u ze wel eens bezig die balletje-gooiers?  Ik kan altijd maar moeilijk mijn fatsoen houden als ik weer zo'n groepje mensen bezig zie; het liefst zou ik in een homerisch gelach uitbarstten. Weet u, beste lezers en lezeressen, eigenlijk wel dat ze helemaal NIET het spelletje Jeu de Boules spelen? Neen, wat ze spelen heet: Petanque . . . !! Die balletje-gooiers weten dus niet eens wat voor 'sport' ze beoefenen!

In de 50-er jaren (van de vorige eeuw) werden de eerste Jeu de Boules-clubs in Nederland al opgericht, maar pas in 1972 richtte men een eigen 'bond' op en die noemden ze: Nederlandse Jeu de Boules Bond (N.J.B.B.) maar dat beoefenen ze dus niet! Zoiets kan een mens toch niet serieus nemen ?!  In 1974 sloten de Nederlandse Jeu de Boulers zich zelfs aan bij de (veiligheidsriemen vast !): Fédération Internationale de Pétanque et Jeu Provençal (F.I.P.J.P.) en nog viel het kwartje niet!

De N.J.B.B. organiseert natuurlijk nationale competities, net als wij dammers dat doen; er is een algemeen kampioenschap en natuurlijk zijn er ook voor de minder begaafden N.K.'s, zoals voor de jeugd, senioren en vrouwen. Ook, net als wij dammers, hebben ze een nationale clubcompetitie (toe maar).

Niet om aan te zien . . .

Natuurlijk zal het Petanque nooit een kijksport worden, gras zien groeien is spannender ! Het enige dat je ziet is een groepje mensen bij een soort zandbak staan en dan gooien ze eerst een klein houten balletje weg.
Vervolgens moeten ze met een onderhandse werptechniek proberen een stalen bal zo dicht mogelijk bij dat houten balletje zien te gooien. Diegene die dat het best doet is winnaar van de ronde; hoeveel rondes ze spelen weet ik niet, maar het schiet niet op. Vlak bij mijn huis is, zo nu en dan, een groepje dorpsgenoten in de weer met de stalen ballen en urenlang zijn ze bezig; nou ja, 'bezig' (?), zo nu en dan gooit er iemand zo'n stalen knikker en de rest staat erbij en kijkt ernaar. Als dat gebeurd is, gooit de volgende niet gelijk; nee er wordt eerst langdurig gedelibereerd over de te volgen 'taktiek' . . .
Het erge is, dat er zo nu en dan een enorm gebrul en gejoel opstijgt uit het stelletje amateurs; je zult net maar even een 'knippertje doen', omdat je toevallig die avond een belangrijke damwedstrijd moet spelen!

Ja, die Jeu de Boulers (eigenlijk moet ik natuurlijk Petanquenezen schrijven?) nemen zichzelf nogal serieus; ze hebben zelfs (houdt u wederom stevig vast !)  een sectie Breedte- en Topsport . . . Niet te geloven; ooit, de laatste tijd, weleens van een Nederlandse wereldkampioen Jeu de Boules gehoord? Overigens dat 'Topsport' moeten we niet al te serieus nemen, dat heeft men in het leven geroepen om in aanmerking te komen voor gelden uit 'de Lotto', althans dat geeft men zelf als reden aan. Men omschrijft zichzelf als pretentieloos als het om internationale contacten gaat; ze zeggen zelfs dat ze geen Olympische erkenning te willen! Gewoon een 'balletje gooien' daar is men voor opgericht en niet voor die andere poespas, althans dat willen ze ons doen geloven. Maar toch hebben ze een heuse werkgroep in het leven geroepen, die zich bezig houdt met de 'toekomst van het Jeu de Boules', maar die schijnt zich vooral met  de 'Breedtesport' bezig te houden!?! Ach, u kent het wel, promotionele activiteiten (het 'staan' op braderieën en dergelijke)
om mensen aan het 'balletje gooien' te krijgen. Op mijn vraag aan een bestuurder of men wel 'in beeld' heeft, van wat er leeft onder de clubs en leden, kreeg ik een antwoord waar het onvolprezen Simplistisch Verbond trots op zou zijn: "Ach meneer, we zijn maar een klein bondje, als ze (clubs/leden) iets 'op hun lever hebben' dan vertellen ze ons dat toch gewoon".

U begrijpt nu waarom het voor mij zo moeilijk is om mijn fatsoen te houden als ik weer zo'n groepje mensen bezig zie; trage en langzame sport zonder enige pretentie en daar zijn ze nog trots op ook! Als u ook eens onbedaarlijk wilt lachen ga dan naar de site (ja, die hebben ze echt !) van  de N.J.B.B., dan kunt u zelf zien dat het allemaal niets voorstelt; ze hebben bijvoorbeeld maar 210 aangesloten clubs en slechts een 18.000 geregistreerde leden, om je dood te lachen . . .

Laten we maar weer snel teruggaan naar onze edele denksport, geniet u van de volgende mogelijkheid uit de partij tussen Hein Meijer (wit) en Anton van Berkel  (N.K. algemeen 2014 - 10de ronde - ):

De witte actie om met schijf 47 de witte voorpost op (27) aan te vallen lijkt een (zeer) goed plan, ik zie niet hoe zwart schijfverlies moet voorkomen, toch speelde Meijer (op de 22ste zet) 34-30 (!??) en verloor uiteindelijk de partij ! Volgens Toernooibase ontdekte Ton Sijbrands (met behulp van Kingsrow) het volgende verloop:  47-41  (18-23)  45-40  (23x32)  33-29  (24x33)  39x37  (19-23)  schijf (23) moet natuurlijk niet op 28 komen, dus 37-32  (13-19)  32x21  (12-18)
21x3 (22-27) !!  31x24  (14-19)  3x5  (19x46)  5x28  (46x45) . . .

Iemand met een Noord-Hollandse tongval schreef op Toernooibase: "sKitterend . . .". Kijk, dit soort hoogstandjes kom je niet tegen bij die balletjegooiers . . .

woensdag 21 mei 2014

Ghestem conventie...

Door Tjalling van den Bosch
 
Joseph Jules Thomas Prinsen werd in Vught geboren en wel op 9 juni 1942. Wij (Nederlanders) kennen hem natuurlijk beter onder de voornaam: Joost. Hij werd in ons kikkerlandje vooral bekend als Erik Engerd in de Stratemakeropzeeshow en als J.J. De Bom voorheen De Kindervriend. Thans is hij regelmatig op de televisie te bewonderen als presentator van de populaire kennisquiz: Met het mes op tafel.
Joost Prinsen is een veelzijdig man, want naast de bovengenoemde televisie-programma's is hij ook in de weer als: acteur, presentator, zanger, columnist en als schrijver. Door al deze inspanningen behaagde het de (toen nog, 2004) Koningin om hem te benoemen tot officier in de Orde van Oranje-Nassau. Ooit zag ik Prinsen in een televisie-programma, waarin hij een zoektocht ondernam naar voetsporen van een verre voorvader Adam Keijzer. Deze voorvader (van moederskant) was één van de weinige overlevenden van de veldtocht, die Napoleon in 1812 ondernam naar Rusland. Napoleon had een leger van maar liefst 700.000 man op de been gebracht. Slechts 20.000 man schijnen het er levend van af te hebben gebracht. De vader van Joost (Claudius) was trouwens ooit burgemeester van Breda.

Ik begrijp uw verwondering, beste lezers en lezeressen, want de 'kop' boven dit epistel duidt toch op een 
heel andere persoon. Natuurlijk, daar heeft u gelijk in, maar soms moet dat even via een 'bruggetje', want Joost Prinsen heeft Pierre Ghestem in 1994 geïnterviewd. Pierre Ghestem kennen wij dammers natuurlijk vanwege 'zijn doorstoot' in het 'klassiek'!  Ghestem werd geboren te Rijssel (Lille) op 14 februari 1922, hij overleed aldaar op 11 april 2000; in zijn werkzame leven hield hij zich vooral bezig met de handel in kaas. Hij werd in 1945 wereldkampioen dammen door Maurice Raichenbach in een tweekamp te verslaan; 2 jaar later verdedigde hij deze titel met succes tegen onze landgenoot Reinier Cornelis Keller. 

Joost Prinsen is een bridge-liefhebber en Pierre Ghestem was ook een Grand Maître  in die sport! Ghestem won vele belangrijke prijzen in het bridge, waaronder, in1956 met het nationale team van Frankrijk, de wereldtitel. De Fransman heeft ook de theorie van het bridge verrijkt, met de Ghestem-conventie. Ik zal niet uitweiden over de details van dit systeem, maar het is natuurlijk uitzonderlijk dat iemand in twee volkomen verschillende denksporten de gangbare theorie heeft uitgebreid. Prinsen heeft een bridgeboek uitgegeven ('Een goede speler is niet eerlijk') met daarin opgenomen veel interviews die hij publiceerde in het bridgetijdschrift IMP. In de publicatie naar aanleiding van het gesprek met Ghestem omschreef hij de
Fransman als: "Waarschijnlijk de briljantste denksporter die de wereld heeft gehad, in de twintigste eeuw".  
Alhoewel 'gesprek'(?), Prinsen schrijft er over: "Van een geordend gesprek was eigenlijk geen sprake. Ghestem nam het woord en stond dat nauwelijks meer af". Vandaar dat Prinsen het gesprek af liet drukken als een monoloog. Hier volgen enkele quotes:
 
"Bridge is niet zo moeilijk, meneer.
Weet u wat moeilijk is? Dammen, dat is moeilijk.
Ik leerde het spel als kind gewoon op straat van vriendjes.
Al na een jaar was ik kampioen van Noord-Frankrijk.
Toen ik vijftien was, stuurde men mij naar Parijs om tegen de sterke meesters te spelen.
Ik versloeg hen. Toen mocht ik aantreden tegen de wereldkampioen, de grote Raichenbach.
Ik dwong hem remise af.
Daarna ben ik me in het spel gaan verdiepen, thuis op mijn zolderkamertje.
Ik ontwikkelde ideeën en theorieën.
In de oorlogsjaren speelde ik veel met een vriend van me, Van Schoube, toch een sterke meester.
Ik gaf hem iedere partij een schijf voor. Dan moet je tijdens de partij steeds de enige voortzetting
kiezen die niet tot verlies leidt; razend moeilijk.
Zo heb ik geleerd niet te verliezen. Dat is me later bij de strijd om het wereldkampioenschap goed van pas gekomen."
 
"Of ik de Ghestem-conventie nog speel? Ik weet niet waar u het over heeft meneer. 
Tweekleuren handen zegt u? Heet zoiets dergelijks in uw land Ghestem?
Dat is bijzonder vriendelijk van uw landgenoten.
Ik heb trouwens meer vriendelijkheid uit Nederland ondervonden.
De grote Sijbrands, zegt die naam u iets? Juist, de beroemde wereldkampioen dammen.
Een aantal jaren geleden was hij hier meneer, in dezelfde kamer en hij zei mij: "Meneer
Ghestem uw ideeën hebben mede de grondslag gelegd voor de moderne damsport!"
Dat heeft mij bevrediging geschonken meneer.
Dat een groot speler de waarde heeft onderkend van wat ik als jonge jongen op mijn
kamertje heb zitten uitdokteren."
 
"Ik heb ook geschaakt meneer. In 1944 heb ik mijzelf dat spel geleerd. Alles moest ik ontdekken: de waarde van een vrij pion, de zwakte van een dubbelpion, noem maar op. Datzelfde jaar al deed ik mee aan het schaakkampioenschap van Noord-Frankrijk met allemaal meesters en sterke hoofdklassers. Ik werd vierde. Maar weet u wat het met het schaken is? Als je van een stelling de hoofdvarianten hebt onderzocht dan heb je die stelling meestal wel onder de knie. Bij bridgen is dat helemaal zo; iedere hand kan helemaal uitgeanalyseerd worden, dat bent u toch met mij eens. Maar bij dammen zijn de varianten zo wijdvertakt, dat valt niet door te rekenen. Van alle denksporten is dammen de mooiste. Ja meneer, dammen is het allermooiste. Zeer goed voor de ontwikkeling van de jeugd. Ik was een erg nerveus kind, maar door het dammen ben ik tot rust gekomen. In 1947 ben ik wereldkampioen geworden. Helaas moest ik spoedig daarna het dammen vaarwel zeggen. Mijn moeder had mijn hulp nodig in de kaashandel."      
 
In zijn epiloog verteld Prinsen nog dat de geniale denksporter niet veel geld heeft verdient aan de denksporten. "Zijn woning was er één van de armoedigste soort, hetgeen mijn vermoeden bevestigde
dat het geen vetpot is".

De bron van dit epistel is dus het boek 'Een goede speler is niet eerlijk' van Joost Prinsen. Daarin kunt u het hele interview (monoloog) met Ghestem lezen alsmede talrijke andere vraaggesprekken met bridgers en toernooiverslagen. Prinsen heeft een eigen (leuke) manier van schrijven, dus van harte aanbevolen . . .

Om af te sluiten met een paar leuke diagrammetjes moet ik helaas onvolledig zijn, maar ik wil u ze niet onthouden.
 
Ghestem heeft wit; echter wie zijn opponent is weet ik niet en in welk kader deze partij heeft plaats gevonden heb ik evenmin kunnen achterhalen. Het ging als volgt verder: 31-26 verplicht zwart tot (8-12) en toen 39-33  (23-29)  48-43  (18-23)  43-39  (29-34) en nu haalt wit verrassend uit met  28-22  (17x37)  33-29  fraai (34x21)  29x7  (1x12)  26x8.  
Om dezelfde redenen ben ik ook in de volgende diagram onvolledig:
 
 Ghestem (met wit) speelde nu 35-30  hetgeen zwart verplichtte tot  (14-20), ziet u de dam op veld 3 al schemeren?? Ewel, daar gaan we:  28-22  (17x37)  33-28  (23x21)  26x8  (3x12)  30-24  (20x29)  38-32  (37x28) 39-33  (29x38)  43x3 . . . voilà  

maandag 12 mei 2014

Piepelen...

Door Tjalling van den Bosch
Zaterdag 5 april jongstleden reisde ik opgewekt af naar Huissen. De dag ervoor was het N.K. algemeen begonnen (de vooruit gespeelde partij tussen Jan van Dijk en Ben Provoost even buiten beschouwing gelaten) en deze zaterdag zouden de 2de en 3de ronde worden afgewerkt. Tevens waren er die dag door de K.N.D.B. twee bijeenkomsten georganiseerd, namelijk een workshop voor damtrainers en een meeting voor (dam-)scheidsrechters. Zelf mocht ik een workshop geven aan de eerste groep.
Halverwege deze dag stond er een gezamenlijke discussie op het programma (voor de trainers en scheidsrechters dus) over de: 80'+1' in de nationale clubcompetitie, althans zo stond het op de aankondiging vermeld. Ik verlangde naar deze discussie, want zoals de trouwe lezers en lezeressen van mijn
epistels zo langzamerhand wel weten, maak ik me al tijden grote zorgen over de ontwikkelingen in mijn geliefde damspel en dan vooral vanwege het verminderen van de 'denktijd' (dammen is toch een denksport?). Voor de minder trouwe lezers (m/v) som ik even wat 'stukjes' op, zodat men deze alsnog tot zich kan nemen: Dammen quo vadis (juni 2012), Met de tijd meegaan ?! (januari 2013), Denksport ??? (eveneens januari 2013), Dammers let op uw saeck (februari 2013), Zager & Evans (juli 2013), Eufemisme (oktober 2013), Beste Kor (november 2014) en Essentie (april 2014).
Afijn, u kent mijn mening en motivering; ik had de hoop dat ik nu (eindelijk) de mening en motivering van de voorstanders te horen zou krijgen (WAAROM moest de 80'+1' toch zo nodig worden ingevoerd?).
  
Helaas (ja, het spijt me heel erg) was ik na afloop behoorlijk geschokt over wat ik allemaal aan had moeten horen. Ik maakte geen deel uit van één van de beide groepen en nam net als Bert Dollekamp, die ook een workshop verzorgde voor de damtrainers, plaats op de tweede rij. Theo van den Hoek nam het woord en vertelde dat er gerust 'pittig' gediscussieerd mocht worden; dat gaf hoop.  MAAR . . . zoals de gesprekken verder in banen werden (af)geleid gaf te denken. Van der Hoek gaf gelijk aan dat de 80'+1' niet meer terug zal worden gedraaid, ondanks de geplande evaluatie na het seizoen 2014/2015!!? "Waarom dan deze discussie?" had iemand te berde kunnen brengen (dit gebeurde echter niet). Er werd over van alles en nog wat gesproken; op een gegeven ogenblik over de situatie  'wanneer de tegenstander de klok niet indrukt . . .'. "Mag je dan de klok van de tegenstander indrukken ?" "Je speelt bijvoorbeeld 34-29 en je tegenstander slaat 23x34 en drukt de klok niet in, mag je dan zijn klok indrukken en dan 40x20 slaan ?" . . . Op een gegeven ogenblik meende ik te moeten opmerken dat je toch 'notatieplicht' hebt, maar toen kreeg ik te horen dat men het over sneldammen had . . . (wat stond er ook alweer in de aankondiging(?): 80'+1' in de nationale clubcompetitie . . .). 
Anton Kosior had al vroeg op de dag aangegeven de 80'+ 1' aan de kaak te willen stellen, want hij voorziet ledenverlies bij zijn club (Dordrecht) als de regeling niet wordt afgeschaft; hij kreeg te horen: "dat komt straks wel aan bod". Hetzelfde kreeg (scheidrechter) Henk Posthumus te horen toen hij even later ook een vraag in die richting begon stellen (en over de kwaliteitsverarming van de partijen door de 80'+1'). Vervolgens kregen beide heren niet weer het woord en werden die onderwerpen angstvallig gemeden ! ! ? De beide heren (en dus ook de bijeenkomst op zich) werden dus gepiepeld !!
Ook ging Theo van den Hoek nog even op de stoel van de tegenstanders van de 80'+1' zitten door te zeggen: "Dat je tegenwoordig veel te vroeg bij 'de Chinees' aankomt". Door dergelijke opmerkingen toon je weinig respect en piepel je mensen die zich zorgen maken over de ontwikkelingen in de damsport!  Ach, het zegt natuurlijk veel meer over de persoon in kwestie . . .Overigens kwam ik ook in het bondsblad van de K.N.D.B. een dergelijke opmerking tegen; hebben de voorstanders van de 80'+1' dan geen goede argumenten (?), zodat men dan maar een opmerking van een tegenstander belachelijk gaat zitten maken! 
   
Een trouwe achterban die wordt gepiepeld is er op een gegeven ogenblik 'klaar mee'.  Vraag dat maar aan het CDA; deze politieke partij meende hun ZEER trouwe achterban een toneelstuk te moeten voorschotelen (u weet het vast nog wel die tenenkrommende partijbijeenkomst, waarin er een hoofdrol was weggelegd voor Camiel Eurlings) en toen was de maat vol voor de ZEER trouwe achterban. Men liet de partij vallen, bij de eerst volgende verkiezingen !!! Dan hoor je een CDA-prominent na afloop van die verkiezingen zeggen: "We zijn afgerekend  omdat we regerings-verantwoordelijkheid hebben genomen" . . . NEE, je bent afgerekend omdat je de leden op een tenenkrommende manier hebt lopen piepelen ! ! !  
Dus beste lezers en lezeressen er kwamen geen antwoorden over het hoe en waarom van de invoering van de 80'+1'; het is voor ons dammers dus gewoon 'slikken of stikken'. Ik hoorde Theo van den Hoek nog wel zeggen dat als er thans een enquete onder de dammers zou worden gehouden met de vraag "moet de 80'+1' worden afgeschaft" dat dan het overgrote deel daar niet in mee zou gaan. "Weer zo'n disrespectvolle opmerking" dacht ik nog, want die vraag wordt ons nooit voorgelegd en als je dammers een jaar geleden zou hebben gevraagd of men de "80'+1' zou moeten invoeren" dan denk ik niet dat daar een meerderheid 'voor' zou zijn geweest. Het interesseert de meeste dammers toch niet; diegenen die nu nog dammen zijn 'de echten', alle andere zijn allang afgehaakt. Dus de opmerking van Theo van den Hoek dat "er vrijwel toch geen mensen bedanken vanwege de 80'+1'" klopt; dat moest er ook nog bij komen! Ik weet dat (in mijn beperkt gezichtsveld op de damwereld) er vorig seizoen slechts 3 dammers waren, die daadwerkelijk zijn gestopt met het dammen in de N.C. vanwege de invoering van de 80'+1'. Dit seizoen echter zijn er leden van Dam Club Huizum, die om die reden stoppen en dan komt het plotseling wel heel dicht bij natuurlijk. D.C.H. kan volgend seizoen dan ook geen twee teams meer op de been brengen, maar gelukkig heeft de K.N.D.B. het probleem 'opgelost' door clubs de gelegenheid te bieden om te gaan samenwerken met andere clubs, zonder dat de identiteit van één der clubs in gevaar komt. De K.N.D.B. had eerder al de damclubs uit Haarlem en Heemstede een dergelijke constructie toegestaan. Damclub uit Heemstede ???, jazeker, nog niet zo lang geleden had Heemstede een heuse damclub.    
Over de kwaliteitsverarming van 'grootmeester-partijen' hoorde ik laatst een G.M.I. zeggen: "Je moet de opening gewoon vlot spelen, vooral niet te veel de complicaties zoeken en pas vanaf een 10 om 10 de bedenktijd 'echt' gaan gebruiken, dan heb je normaal gesproken geen problemen met de tijd". Die kant moeten we toch niet op willen, net zo min dat je niet zou moeten willen dat je op een gegeven ogenblik (tijdens de partij) niet meer fatsoenlijk naar het toilet kan.

Nou ja, ik zal er verder maar niet te veel meer over uitwijden, u kent mijn mening EN MOTIVERING. Die kreeg ik helaas niet van de voorstanders van de 80'+1' te horen . . .Eén geluk heb ik, door mijn gebrek aan talent (kennis en kunde) kan ik uitstekend overweg met de 80'+1', maar voor de echte G.M.I.'s is het in principe lastiger om veel complicaties te zoeken tijdens de (hele) partij. G.M.I.'s gebruiken namelijk een ander gedeelte van de hersenen dan liefhebbers, maar daar kan ik ter zijner tijd nog weleens een epistel aan wagen. Voorlopig houd ik mij maar gewoon bezig met het enthousiast maken van mensen voor onze denksport en organiseer ik wat laagdrempelige toernooitjes waar het publiek niet 'omheen' kan. Waarschijnlijk heb ik dus volgend seizoen meer vrije zaterdagen om dit te doen . . .
Waarom ik me zo druk maak? Omdat ik al eens eerder een 'kleine sport' naar de knoppen heb zien gaan !?! EN . . .  wat er nu gebeurt in onze sport is een exacte kopie van wat er met die 'kleine sport' gebeurde. Een herhaling van zetten dus EN . . . ik voorzie ook hetzelfde einde . . .
Een grootheid in onze damwereld verwoorde het eens als volgt: "De dammers die al tientallen jaren in de nationale clubcompetitie spelen, doen dat omdat het was zoals het was. En dan dient men zich wel af te vragen of ze dat blijven doen vanwege al die veranderingen; de zogenaamde vernieuwingen". Ja, dat is inderdaad maar de vraag, maar schijnbaar durven de vernieuwers die gok te nemen! 

dinsdag 6 mei 2014

Afgebroken...

Door Tjalling van den Bosch

Het vorige epistel (-in de war . . .-) brak ik afgelopen week af met:  Maar . . . er klopte iets niet aan het 'nieuwe' damspel. Dat 'nieuwe' damspel is dus onze damvariant, in die tijd aangeduid als het Poolse dammen dat we tegenwoordig voor het gemak (of vanwege de promotie) maar het Internationale dammen noemen. Wat mankeerde daar dan aan? 

Voordat we dit uit de doeken doen wil ik de lezers en lezeressen even duidelijk maken dat we ons nu gaan begeven in de tijdperiode van 'tussen de twee wereldoorlogen in'; dus ruwweg van 1910 t.e.m. 1940.
Tevens wil ik even aan bronvermelding doen:
1. het boek Oer alles !  van Hiele Walinga.
2. programmaboekje van het Grutmastertoernoai Frjentsjer 2014.
3. het boek(je) Checkers van Rich. Hoogland.

De dame en de dam . . .

Er klopte dus iets niet aan het nieuwe damspel; het had namelijk een erg brede remisemarge. Waar dat aan lag was lange tijd niet duidelijk; pas toen Herman Hoogland uit Utrecht zich ging verdiepen in de Friese damvariant, kwam er duidelijkheid. (Hoogland leefde van 1891 tot 1955 en werd in 1912 wereldkampioen in het internationale spel).

Waarom verdiepte Hoogland zich in het Fryske spul ? De reden daarvoor hing van toevalligheden aan elkaar. Het begon met de mobilisatie van het Nederlandse leger vanwege het uitbreken van de eerste wereldoorlog. Nederland bleef neutraal in die nutteloze strijd, maar toch riep men de manschappen (en reservisten zoals Hoogland) op om het gevaar buiten onze landsgrenzen te houden. Herman Hoogland werd gelegerd in Tilburg en nu wil het toeval dat ook Jurjen Tolsma (1886-1966) uit Sint Jacobi Parochie (Frl.) daar werd gestationeerd. Tolsma was een zeer goede dammer in het Fryske spul; men sprak toen nog niet over de kampioen van Friesland, maar dat hij één van beste spelers in die damvariant was, dat werd door iedereen in die tijd wel beaamt. Er ontstond een hechte vriendschap tussen beide jongemannen; Hoogland berichtte hierover in het Utrechtsch Dagblad onder de 'kop': Een ontmoeting met den kampioen van Friesland. Ook wisselden beiden (natuurlijk) 'hun' damvariant tegen elkaar uit en toen ging Hoogland zich afvragen, waarom er in de Friese damvariant zo weinig remises 'vielen'? De Utrechtenaar kwam tot de conclusie, dat dit kwam door de 'kracht' van de dam. In het internationale spel heeft men soms wel 4 dammen nodig om 1 dam van de opponent onschadelijk te maken! In het Friese spel daarentegen zijn 2 dammen voldoende om 1 dam te neutraliseren ! Past men dus de Friese regels toe (wat de dam betreft), dus niet alleen diagonaal, maar ook horizontaal en verticaal 'slaan', dan is de remisemarge aanzienlijk 'smaller'.

Op deze ideeën heeft een zekere Renooij voortgeborduurd met zijn dubbele (dam-)promotie. Zelfs wereldkampioen schaken Max Euwe liet er zijn visie op los. De laatstgenoemde merkte op, dat in het schaken de promotie van één pion naar een 'zwak' stuk (bijvoorbeeld een paard of loper) niet genoeg is om een eindspel te winnen. Zoals men in het schaken drie paarden nodig heeft om te winnen, als er om wat voor reden ook verder geen sterkere stukken zijn, zo is er in het internationale spel een voordeel van drie
dammen nodig. Kortom, de promotie naar dam in het internationale damspel lijkt dus veel op de promotie naar paard of loper in het schaken. Op de 64-(schaak)velden komt een dergelijke promotie zelden voor, tenzij deze noodzakelijk is om 'pat' te voorkomen. Normaliter promoveert men natuurlijk altijd naar een 'dame', omdat men met het voordeel van één dame normaliter gemakkelijk wint.

In het Friese spel is de dam dus even sterk als de dame in het schaken; Euwe merkte hierover verder nog op, dat juist in de eindfase (wanneer de meeste stukken al zijn opgeofferd) de sterkste stukken moeten worden ingezet. Zodoende is de promotie naar dame vaak doorslaggevend voor de uitslag, net als de dam in
de Friese damvariant. Het Fries dammen heeft dus ook geen remisemisère. Overigens ben ik geen voorstander om te breken met de huidige regels in het internationale spel (er wordt tegenwoordig al genoeg afgebroken!). Hoogland liet zich in die tijd ook niet uit in die richting, maar hij heeft wel getracht om het 
Amerikaanse 'checkers' in Nederland te introduceren; met één afwijkende regel, namelijk. . .  dat een dam ook horizontaal en verticaal mocht 'slaan'. In Franeker kreeg ik een boekje onder de neus gedrukt door Marten Walinga, met als titel 'Checkers'; dit (Nederlandstalige) boekje was geschreven door Rich. Hoogland, juist ja, een broer van Herman en daarin laat hij weten dat dit 'HET nieuwe dammen' is.
Het schijnt dat men eind jaren 30 (van de vorige eeuw) zomaar honderden beoefenaars had, maar het spel is tijdens de tweede wereldoorlog een stille dood gestorven.

Het bovenstaande is al weer een heel epistel, dus maar snel weer terug naar 'onze tijd' . . . Tiden hawwe tiden . . . (oftewel: Tijden veranderen . . .)