maandag 16 juni 2014

Zwart op Wit

Door Rein van der Pal


Na Max Euwe en Jan Timman was Paul van der Sterren de Nederlandse schaker die het verste kwam in de kandidatenmatches. De Limburger werd twee keer Nederlands kampioen en vertegenwoordigde ons land regelmatig op de Schaakolympiade. Toch heeft hij nooit de status van Donner of Timman verworven.

Over zijn leven als schaker heeft heeft Van der Sterren een biografie geschreven met als titel ‘Zwart op Wit.’ Uitgangspunt voor het kloeke boekwerk van meer dan 500 bladzijden vormt het archief met 3.000 partijen. Liever had ik deze  twee kilo zware stoeptegel op een tablet gelezen. Dit komt puur door het formaat en het gewicht van het boek. Persoonlijk verkies ik een geschreven boek boven een e-book of kleitablet, doch dit geheel terzijde. De schrijver heeft geen uitputtende analyses gemaakt, maar gebruikte een selectie van de partijen om zijn chronologische verhaal te ondersteunen.

Kort na zijn studie rechten in Amsterdam besloot Van der Sterren van schaken zijn beroep te maken. 
Volgens de schrijver moet een broodschaker beschikken over reislust, mentale weerbaarheid, discipline en talent om te kunnen slagen. Ook dient een schaker over voldoende zitvlees te beschikken.
Het ging allemaal niet zonder slag of stoot. Van der Sterren stond niet direct bekend als een supertalent, eerder als een noeste werker met een gezonde aanleg voor schaken. Om in zijn onderhoud te voorzien nam hij deel aan lucratieve weekendtoernooitjes, serieuze invitatietoernooien en de clubcompetitie. Verder leverde hij bijdragen aan tijdschriften, schreef boeken en gaf zo nu en dan een simultaan. 

Zwart op Wit is een indringend psychologisch portret geworden, waarbij alle facetten die bij het schaken als beroep een rol spelen, worden uitgediept. De schrijver spaart zichzelf niet en toont openlijk z’n zwakke kanten. Aanvankelijk zag hij teveel op tegen topspelers. Gedurende z’n gehele carrière had hij last van spanning en stress. Een ander probleem was zijn faalangst en het misgrijpen op de beslissende momenten. Dat Van der Sterren niet eerder de pijp aan maarten gaf en nog zover gekomen is mag een wondertje heten. Karakter, keihard werken en doorzettingsvermogen hebben van hem toch een topschaker gemaakt, die op 33 jarige leeftijd de grootmeester titel in de wacht sleepte.

Het boek is niet alleen interessant voor schakers, maar ook voor dammers, bridgers, sporters en voor iedereen die graag een levensverhaal leest. Dat Van der Sterren over een goede pen beschikt is mooi meegenomen. Over de partij tegen John van der Wiel, waarin hij de nationale titel verspeelt schrijft hij:

“Er is veel sympathie voor me na het zeldzaam wrede slot van deze partij. Toch kan ik me niet herinneren dat ik er, in laten we zeggen mijn ” waakbewustzijn “, zo vreselijk onder geleden heb. Overdag sluit je geest zich blijkbaar af voor dingen die te groot en te erg zijn om te bevatten. Maar ’s nachts komen ze zo nu en dan wel aan de oppervlakte en natuurlijk zijn ze ondertussen ongezien bezig om ergens diep in je ziel hun stempel te zetten”.      

Op 45-jarige leeftijd zet Van der Sterren een punt achter zijn actieve loopbaan als topschaker. De accu is leeg en het lijkt bijna een verlossing…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten