Naar aanleiding van het epistel over Pierre Ghestem kreeg ik veel leuke reacties en werden er zelfs ideeën aangedragen voor nieuwe epistels. Knipsels uit dag- en weekbladen, verwijzingen naar sites (waarop informatie is te vinden) en verhalen heb ik mogen doorworstelen om achter (de hele of halve) waarheid te komen over dammers uit het verleden.
Er zijn in de damwereld veel voorbeelden van grootvaders, vaders en zonen die dammen. Bij ons op de club (Huizum) zijn er nog nazaten hiervan te vinden zoals Thijs Talsma en Ben Stenekes.
Terug in de tijd . . .
In de 18de eeuw (zo rond het jaar 1770) was Jacob Hoogland (veearts te Utrecht) een bekend dammer. Het volgende verhaal maak ik op uit het Algemeen Handelsblad van 5 september 1912: Het was in huize (Jacob) Hoogland gebruikelijk dat er 's avonds werd gedamd, wat heet (!): het was een vaste regel. De zonen (over dochters wordt in het artikel niet gerept) namen dit gebruik over; dus toen zij trouwden en kinderen kregen werden ook deze 's avonds achter het dambord geplaatst.
Rond het jaar 1900 was het in de familie Hoogland nog steeds een vast ritueel: 's avonds werd er gedamd. Vrijwel alle nazaten konden ook goed leren, van de drie zoons uit het gezin Hoogland, waar ik het hierover heb, ging er één naar de Hoogere Burgerschool en een andere zat op het Gymnasium. "En de derde . . . ?" zult u zich afvragen; nou, die wilde niet deugen. Hij bezocht alleen de lagere school, want de leraren hadden zoveel met hem te stellen, dat zij zijn ouders de raad gaven hem maar niet verder te laten leren, omdat er niet veel met hem was aan te vangen. Hij zat in de klas alleen maar grapjes te maken en dus voor onrust onder zijn medeleerlingen te zorgen. Ondanks de vaak niet malse straffen konden de leraren hem niet in het gareel krijgen. Zo kwam het dat deze jongeling reeds op 14-jarige leeftijd te werk werd gesteld in de slagerij (te Utrecht) van zijn vader.
Maar . . . dammen kon deze jongeling als de beste; toen het Utrechtsch Damgenootschap in 1906 een simultaan uitschreef (de naam van de simultaan-gever is mij niet bekend) meldde de jonge Hoogland zich dan ook aan. De inschrijving werd echter geweigerd; men vond hem als knaap van 14 jaar ál te jong. Toch was Hermanus Hoogland (daar hebben we het dus over) niet te stoppen, reeds twee jaar later (1908) verleende hetzelfde damgenootschap hem wel het Meesterschap! In 1911 heeft Herman (onder die naam kennen wij dammers hem beter) een tweekamp over 10 partijen gespeeld tegen de Franse 'beroepsdammer' Isidore Weiss, welke Hoogland nipt (9-11) verloor. Weiss, die als eerste wereldkampioen dammen geldt, was vol lof over het spel van de jonge Hoogland; en zie . . . slechts één jaar later (op 20-jarige leeftijd) won Herman Hoogland de wereldtitel !!! Weiss schijnt, nadat hij zijn titel aan Hoogland had overgedragen, te hebben
gezegd: "C'est perdu pour moi". Weiss zag een nieuwe wereldtitel namelijk niet zitten, want hij verklaarde later ook nog: "Als iemand van 20 jaar de titel mee naar huis neemt, dan kan men er staat op maken dat het grote moeite zal kosten het wereldkampioenschap aan dezen houder te ontworstelen".
Ik kreeg zes (uitgescheurde) pagina's onder ogen, waarschijnlijk uit een tijdschrift dat diende als vooraankondiging van het 60-jarig jubileum van de K.N.D.B.; hieruit maak ik het volgende op over de eerste Nederlandse wereldkampioen dammen: Herman Hoogland. Geboren in 1881. Overleed op 64-jarige leeftijd in Utrecht aan een hartkwaal (25 november 1955). Hij was - met De Haas en Molimard - voorstander van een wetenschappelijke speelwijze (en dat voor een kind dat niet wilde 'leren'!). In de Hollandse opening vond hij de naar hem genoemde variant, die een revolutie in de speltheorie teweegbracht. In 1923 lanceerde hij De Nieuwe Speelwijze, waarbij dammen elkaar ook horizontaal en verticaal slaan, maar dit systeem heeft nimmer ingang gevonden.
Om dit epistel af te sluiten met 'leuke diagrammetjes' van Hermanus was nog een hele toer; zowel in Turbo Dambase als Toernooibase staan niet veel partijen van Herman Hoogland en vele van zijn overwinningen zijn vrij eenvoudig tot stand gekomen. Uit Het Damspel van 1912 komt deze overwinning, tijdens een simultaan, op een zekere van der Staaij.
Zwart (van der Staaij) heeft als laatste zet (20-24) afgegeven, Hoogland slaat nu toe: 28-22 (17x28) 26x17 (11x22) 34-29 (23x34) 32x14 (9x20) 39x19 (13x24) 27x21 (16x27) 33-28 (22x33) 31x11 (6x17) 38x29 (24x33) 35-30 (25x34) 40x38.
Tegen zijn broer Richard (die wel goed kon 'leren' en het tot arts schopte) kwam onze eerste wereldkampioen met de volgende lokzet (uit Het Damspel van 1915):
Broederlief (met zwart) had natuurlijk wel in de gaten dat zijn lange vleugel er niet al te florissant bij stond, dus daarom lokte Herman met 39-33 hier (24-29) uit. Echter, na het slaan 33x24 en (20x29), volgde (of zou zijn gevolgd, dat is mij niet helemaal duidelijk) 25-20 (14x34) 35-30 (34x25) 27-21 (16x27) 38-32 (27x49) 40-35 (49x40) 45x5.
Dus jongens en meisjes, als je een hekel hebt 'aan school' en je door je leraren als 'onhandelbaar' wordt afgeschilderd; stort je dan vol overgave op ons edele damspel!