woensdag 26 november 2014

Niets zien....

Door Tjalling van den Bosch
 
Op vrijdag 19 en zaterdag 20 december aanstaande (2014) gaat Grand Maître Ton Sijbrands het wereldrecord blinddammen aanvallen; geen bord, geen schijven, zelfs geen notatiebiljet! In het gemeentehuis van Hilversum neemt Sijbrands het op tegen 32 tegenstanders. Doordat er een omroep (MAX) bij de realisatie van de recordpoging is betrokken, zal de damsport ongetwijfeld 'in the picture' komen te staan.
Hopelijk liggen de draaiboeken (bij de bonden en clubs, alsmede bij u) klaar om gebruik te maken van deze media-aandacht, misschien kunnen wij niet-dammers prikkelen om toch eens een partij te gaan spelen, al is het maar in huiselijke kring. 

Benedictus Springer . . .

Volgens overlevering is Ben (zoals hij in dammerskringen wordt genoemd) Springer de eerste dammer geweest die het spel 'blind'  op de 100-ruiten beoefende. Dit was tot dan (1920) voor onmogelijk gehouden; let wel Springer speelde toen tegen slechts één opponent! Het was in het begin van de vorige eeuw al wel bekend dat men in staat was om het op de 64-(dam)velden 'blind' tegen 20 á 30 opponenten op te nemen, maar op de 100 velden werd dit toentertijd als een fenomenale prestatie gezien. 

Ben Springer werd geboren op zaterdag 19 juni 1897 te Amsterdam.  Op 11-jarige leeftijd kreeg Springer zijn eerste damlessen van niemand minder dan Jack de Haas. De Haas was 100 jaar geleden een absolute topspeler, die het echter niet was gegund om de wereldtitel voor zich op te eisen.
Hij kwam enkele malen dichtbij de hoogste mondiale eer, maar kwam ook telkenmale nipt te kort.
In 1904 speelde hij, in een match, 10-10 tegen de toenmalige wereldkampioen Isidore Weiss; de laatste behield daardoor zijn titel. Enkele jaren later speelde de Haas nogmaals tegen Weiss, ditmaal betrof het een 'lange' match, maar ook toen moest hij, met 19-21, het onderspit delven.
Tijdens het toernooi om de wereldtitel in 1912 kwam de Haas 1 punt tekort; de jonge Herman Hoogland werd toen verrassend wereldkampioen. Wel wist de Haas enkele malen de Nederlandse titel voor zich op te eisen en gaf hij les aan talenten; ergens dringt zich (bij mij) de vergelijking met Rob Clerc op.
 
Terug . . .
 
We gaan terug naar Ben Springer, hij werd namelijk wel wereldkampioen. In 1928 (te Amsterdam) won Springer het toernooi om 's werelds hoogste dam-eer met maar liefst 5 punten voorsprong op de nummers twee dr. Alfred Molimard en Herman de Jongh. Springer bleef toen als enige ongeslagen.
Overigens won Springer nimmer de Nederlandse titel; dit had deels te maken met het feit dat hij zich een tijdlang in Frankrijk vestigde.
 
Springer was bovenal een dampropagandist; zo reisde hij in 1923 de grote 'haringvijver' over om het in Montreal (Canada) op te nemen tegen de 144-ruiten-wereldkampioen Willy Beauregard. Tijdens deze match werd er op drie 'borden' gespeeld, naast de 100- en 144-ruiten ook op de 64 velden.
De Canadees won de tweekamp, maar het leek Springer vooral te gaan om de reclame voor de damsport. Ook was Springer de eerste Nederlandse dammer die zijn kunsten in de voormalige Sovjet Unie vertoonde (Moskou, 1956). Springer was het niet altijd eens met de activiteiten van de Nederlandse dambond, omdat er volgens hem niet genoeg werd gedaan aan de popularisering van het dammen. Samen met enkele anderen richtte hij daarom in 1947 het genootschap DAMAS op, ter bevordering van internationale wedstrijden.  
 
Naast partijspeler en ´blind´-simultaan-speler (hij heeft het uiteindelijk opgenomen tegen 4 spelers tegelijk), was hij ook auteur van verscheidene damwerken.Van zijn hand verschenen in dagbladen en vaktijdschriften talrijke publicaties, terwijl hij ook het tijdschrift damwereld in zakformaat uitgaf. Ook was Springer auteur van een handvol damboeken.
 
Nadat Springer in 1960 als toeschouwer het Frans kampioenschap had bezocht werd hij op de terugreis onwel. Het is mij niet bekend of Springer ter plaatse is overleden; als datum en plaats van zijn heengaan staan in de analen vermeld:  29 augustus 1960 en Parijs.
 
Eerbetoon . . .
 
Zullen wij dammers als eerbetoon aan Benedictus Springer het maximale halen uit de propagandistische waarde, die ongetwijfeld uit zal gaan, van de recordpoging van Ton Sijbrands; kortom, dammers het is wederom aan U.
 
Natuurlijk mag ook de coup Springer niet in dit epistel ontbreken.Tijdens het voor Springer zo succesvol verlopen wereldkampioenschap van 1928, meende één van zijn directe opponenten, de Fransman Molimard, met het volgende gambiet te kunnen toeslaan.

Molimard (met wit) heeft net 33.  43-39  gespeeld, waarna Springer (achteloos?!?)met  (18-23) op de proppen kwam. De Fransman wist daar wel raad mee (dacht hij):  34. 30-24  (20x29)  35. 39-33.
Het lijkt nu dat zwart zeer slechte papieren heeft, maar Springer strafte het gambiet genadeloos af met een manoeuvre welke later zijn naam zou gaan dragen: 
35.  .. - ..  (3-9)  36.  33x24  (19x30)  37.  28x10  (30-34)  38.  40x29  (9-14)  39.  10x19  (13x22).  

De slagzet is bijgezet in de rij der klassieken; toch vallen er heden ten dage nog steeds slachtoffers . . .
 
 
 


 

woensdag 19 november 2014

Wel zo edel...?

Door Tjalling van den Bosch

De lezer moet soms over een freischwebende Intelligenz beschikken als hij/zij het idee achter   sommige schaak-epistels op dit damblog wil herleiden naar ons edele damspel ("wat heeft dit nu weer met dammen van doen . . .?").  Misschien denkt u dat uw penneleur verknocht is aan het schaken, maar niets is minder waar!
Het aloude schaakspel komt qua sport nog het dichtst bij onze damsport, maar eigenlijk klopt er geen meter van schaken als sport! Hein Donner had het vroeger al in de gaten: "Schaken is een stom spel, bestemd voor vieze oude mannetjes die met poppetjes willen spelen".Qua grandeur hebben de schakers misschien meer dan wij dammers; ze hebben een heuse muze (Caïssa),  kunnen bogen op een historie van zo'n 5.000 jaar en hebben fantastische 'schrijvers'. Maar . . .  ergens is er in de ontwikkeling van het schaken, als sport, iets vreselijk mis gegaan!

Onbalans . . .

Een sportwedstrijd dient op basis van gelijkwaardigheid aan te vangen; hoe anders is dit in het schaakspel! De grootste onvolkomenheid aan het schaken is dat de speler die 'wit heeft' een aanzienlijk voordeel heeft! Het schaken is dus, volgens de kenners, duizenden jaren oud; het is toch op z'n minst vreemd te noemen dat men, in die tijdspanne, nog nooit op het idee is gekomen om iets aandeze sportonwaardige ongelijkheid te doen!

Het is trouwens niet alleen 'het witte voordeel' dat meteen negatief opvalt aan het schaakspel. Het woord 'schaak' komt uit het Perzisch (shâh) en dit betekent in onze taal koning. Het vreemde is nu, dat juist dit stuk (de koning) het meest beperkt is in zijn mogelijkheden, van alle stukken! De koning mag orthodiagonaal slechts één veld verschoven worden! Het is toch niet meer dan logisch dat de koning regeert in een spel, maar dit is dus niet zo; eigenlijk is hij het zwakste stuk, dat enorm beschermd moet worden! Natuurlijk het voetvolk (de pionnen) zijn ook heel erg beperkt in hun bewegingsvrijheid, maar zelfs zij mogen vanaf de beginopstelling nog twee velden tegelijkertijd opschuiven! Als je er wat langer over nadenkt dan kom je tot de conclusie dat de pionnen aanzienlijk meer macht hebben dan de koning; ze mogen namelijk ook 'en passant' slaan en kunnen promoveren.
Ook is één enkele (gedekte) pion in staat om de koning van de tegenpartij mat te zetten; kortom een pion kan beslissend zijn, iets dat voor de koning onmogelijk is, hij kan de tegenstander niet mat zetten!

Het meest invloedrijke stuk is de koningin . . .Het is toch op zijn minst opmerkelijk te noemen, dat men (mannen) duizenden jaren geleden, toen de vrouw nog niet eens als een tweederangs burger werd gezien, het meest overheersende stuk juist aan de vrouw lieerde! Het enige vrouwelijke stuk op het schaakbord is 'overpowered !?!

Schaaktaal . . .

Schaken is aanzienlijk 'internationaler' dan het dammen. Om de voertaal strijden, 'boven de evenaar' het Engels en het Russisch,Op het zuidelijk halfrond gaat de strijd tussen het Spaans en het   Portugees. Er zitten aan die (ver)taalstrijd nog al wat haken en ogen.  Wat Nederlanders in het schaakspel de toren noemen, noemt men in het Engels 'the castle'. Je zou toch zeggen dat een 'kasteel of toren' onwrikbaar op hun plaats blijven staan (wie neemt er nu een kasteel op de rug?), maar het merkwaardige aan dit stuk is dat je het, over het hele bord, horizontaal en verticaal, kunt verplaatsen!

 Dan is er 'the bishop' en dan denk je natuurlijk aan een bisschop, iemand die vredelievend is; het woord van het goede/nobele verspreidend, maar niets is minder waar in het schaakspel. 'The bishop' (in het Nederlands de loper) snijdt vaak gemeen, diagonaal, door de stelling van de tegenstander heen en richt daar vaak rücksichtslos veel schade aan!

'The knight' maakt het helemaal bont; het betekent in het Nederlands  'ridder', maar het schaakstuk doet meer denken aan een paard, zoals wij dit stuk in het Nederlands ook noemen! Dus de Engelse ridder is eigenlijk een paard . . .Ik denk dat de schakers er verstandig aan zouden doen om onze aloude Nederlandse taal als voertaal te hanteren.

Theorie . . .

Over 'de theorie' in het schaken zijn ladingen boeken geschreven, wat heet, je kunt er meerdere grote magazijnen mee vullen!
Telkens moet de 'bestaande' theorie weer worden aangepast; schijnbaar wordt het één en ander ook zomaar weer ontzenuwd! Kijk dan eens naar onze edele damsport; de theorie over de 'Kelleropening' zich in ruim 50 jaar dusdanig ontwikkeld dat men thans kan spreken van 'zo heurt het . . .' en niet anders. In al die duizenden jaren schaken is men er dus nog steeds niet achter hoe het spelletje (theoretisch) eigenlijk gespeeld dient te worden; wat nu gangbaar is, kan binnen een aantal jaren alweer achterhaald zijn, of op z'n minst aangevuld/verbeterd! Ach ja, dammen is een echte denksport (zolang men niet te veel de denktijd naar beneden bijstelt, want voor dammen moet je 'tijd hebben'!).

Niet verplicht . . .

Nog zoiets; bij het schaken is 'slaan niet verplicht'. Dus als je aangevallen wordt dan doe je net of je neus bloedt en verplaats je gewoon een stuk op een ander gedeelte van het bord (het lijkt de Nederlandse politiek wel . . .! Oh, vandaar dat er bij het WK-Hockey zoveel politici waren)!
Gelukkig is 'slaan verplicht' bij het dammen, met andere woorden, je mag je verdedigen.

Kijk dit noemen wij dammers onorthodox klassiek, dat is zo en dat is over duizend jaar nog zo! Als ik het goed begrijp is dit een geesteskind van niemand minder dan Frans Hermelink; natuurlijk; wit speelt en wint. Ziet u hoe schijf 27 op veld 49 belandt?
25-20  (14x34)  35-30  (24x44)  38-33!  (29x36)  28-22  (17x28)  
26x17  (11x22)  27x49  daar is ie!!  (36x38)  43x1.  


Kijk schaakvrienden (ik weet dat sommigen van jullie dit lezen), dit noemen wij een (witte) Roozenburg-aanval, naar onze (wijlen) wereldkampioen én voorzitter van de internationale bond (heeft jullie enige Nederlandse wereldkampioen en praeses van jullie internationale bond de schaaktheorie wel verrijkt?).
Wit speelde hier het absurd ogende 36-31, hetgeen zwart verleidde tot het volgende: (23-28)  33x22* (18-23)  29x18  (12x23?)  35-30  (20x29)  39-33  (23-28).  Nu werd zwart verrast met:  34x23!!  (28x50) 30x24  (50x17)  32-28!!  (17x19)  23x1 etcetera. 

En toch en toch beste schaakvrienden, koester ik jullie schrijvers; hun pennenvruchtenzijn vaak creatief, bloemrijk, kleurrijk en de woordenschat die men gebruikt is fantasievol, soms tot in het oubollige (oh heerlijk).

Ach ja, laten we het motto van de Internationale Schaakbond (F.I.D.E) maar in ere houden;

GENS  UNA  SUMUS  oftewel  wij zijn één volk (wij denksporters).
 

woensdag 12 november 2014

Clubcompetitie...

Door Tjalling van den Bosch

Het heeft even geduurd voordat we een goed zicht kregen op het deelnemersveld van de Nationale Clubcompetitie van dit seizoen (2014/2015). Dit kwam omdat er in diverse 2de klassen een oneven aantal deelnemende clubs zijn.
De Nationale Clubcompetitie is voor de K.N.D.B. een relatief eenvoudig toernooi; de opzet is in principe elk jaar gelijk en daar is niets mis mee. Het levert volgens mij nog geld op ook, want het inschrijvingsgeld bedraagt ruim 135 euro per team.

Some good news and some bad . . .

Het goede nieuws is dat we dit seizoen maar liefst drie nieuwe teams mogen begroeten: Winschoten, Sneek en Hoogeveen (3). Van twee van de drie teams weet ik, dat men dit te danken heeft aan de eigen jeugdopleiding (Hoezo, de jeugd wil niet . . .?).

Het slechte nieuws is dat er maar liefst 14 teams die vorig seizoen nog op de lijst van  deelnemers prijkten zijn afgehaakt. Vooral het niet inschrijven van het roemruchte Twentes Eerste is natuurlijk een feit dat ons dammers hart doet bloeden. 

Het niet meer inschrijven van teams is natuurlijk (meer dan) verontrustend en schreeuwde om een oplossing; die kwam er. De K.N.D.B. stond toe dat er zogenaamde 'combinatie-teams' mee mochten doen, zonder dat de betreffende clubs fuseerden; dat gaat namelijk altijd ten koste van (minstens) één van de twee én betekent in de praktijk altijd ledenverlies!!  "Met behoud van eigen identiteit", noemde men dit. Dit bevreemdde trouwens weer enkele andere clubs, die een seizoen
eerder hetzelfde hadden aangevraagd, hetgeen toen door de bond werd geweigerd, omdat het in strijd was met de reglementen. Gelukkig heeft de K.N.D.B. de regels (blijkbaar) aangepast, zodat het nu wel mogelijk is; er kwamen acht teams (als combinatie-teams) terug. Voor de duidelijkheid: Twentes Eerste zien we helaas ook niet terug in een combinatie-team!

Het totaal aantal teams dat dit seizoen (2014/2015) meedoet aan de Nationale Clubcompetitie is 124, drie minder dan vorig seizoen; een dieptepunt, dat moge duidelijk zijn. In plaats van 'the good news' ( +3 ) komen we dit seizoen dus uit op 'the bad news' ( -3 ). Over het 'hoe en waarom?' van deze 'valversnelling', kan/zal eindeloos worden gediscussieerd. Men moet zich natuurlijk afvragen of deze versnelling in de neerwaartse spiraal zich komend seizoen zal doorzetten? 

Wat te doen . . . ?

Wat te doen tegen de afnemende belangstelling voor de Nationale Clubcompetitie? Wat te doen om nieuwe leden te werven?

Het enige dat ons dammers te doen staat is heel simpel; iemand persoonlijk vragen of hij/zij niet eens een gezellig avondje wil dammen, op de club! Moeilijker is het niet, alle goedbedoelde projecten leveren niet meer op dan wat fraai gekleurde grafieken en 'schijven', maar geen leden! Veranderingen in de reglementen idem dito.  De ellende met veel dammers is, dat men zich niet uitspreekt waarom men ermee stopt; als je het aan de 'stoppers' op de man/vrouw vraagt, dan krijg je soms wel een antwoord, maar zelfs dan is men vaak nog 'voorzichtig'.

Dus is het U.

Kijk eens rond in uw eigen omgeving, is daar werkelijk niemand die u eens kunt vragen? EN mocht iemand 'ja' zeggen, ros hem/haar dan niet, op de eerste de beste avond, 10x achterelkaar van het bord, maar laat diegene de charme van het damspel zien en laat hem/haar de gezelligheid proeven van een gezellig avondje 'uit'. Het idee om mensen 'op de man af' te vragen is niet nieuw! De nevenstaande afbeelding is precies 60 jaar oud!

En wat de jeugd betreft, je kan er niet vroeg genoeg mee beginnen.

Dammers het woord (en de daad) zijn aan u . . .






woensdag 5 november 2014

Hockey...

Door Tjalling van den Bosch

Van 31 mei t.e.m. 15 juni 2014 vond in het A.D.O.-voetbalstadion, te Den Haag, het W.K. Hockey voor landenteams plaats. Uw penneleur kreeg, vanwege zijn relaties in de sport, een uitnodiging om de opening bij te wonen (kennis is macht, kennissen hebben is machtiger). Helaas moest ik deze invitatie aan mij voorbij laten gaan, daar mijn andere vriend eiste dat ik, rond die tijd, in Salou aanwezig was.
Hans Böhm berichtte over het W.K. Hockey: "Tijdens het toernooi was de schaaksport (!) overal aanwezig (ja, dat dacht nou ik ook direct!). Het bleek een bijzonder initiatief van Johan Wakkie, de bondsdirecteur van de Koninklijk Nederlandse Hockey Bond.
De opening van het toernooi was zeer goed te versmaden. In het bijzijn van onze Koning waren er slechts drie ultrakorte toespraakjes, gevolgd door een muzikaal en visueel spektakel van Het Nederlands Blazers Ensemble. Meestal zak je tijdens zo'n opening al gelijk bij de eerste spreker onderuit in je stoel, maar deze keer was het een soepele en boeiende opening, van de eerste tot de laatste minuut".  Dankzij Böhm kregen we dus toch nog iets mee van de opening. 

Sportboulevard . . .

Gelukkig zette schrijver dezes ruim voor de afsluiting van het toernooi weer voet op Nederlandse bodem. In de laatste week van het W.K.-hockey was er dus wel de gelegenheid om eens een kijkje te nemen in Den Haag. Op een speciaal aangelegde boulevard konden verscheidene sporten (op voorspraak van het NOC*NSF) zich presenteren. Er waren veel activiteiten; zo werd er een goed bezocht seminar georganiseerd, met als titel 'hockey en schaken, een sterke combinatie'. Als je het wat breder trekt (bewegen en denken, een sterke combinatie) dan zit je al snel in de klassieke wijsheid van de Romeinen, die het op hun beurt weer van de 'oude' Grieken hadden: Mens sana in corpore sano (een gezonde geest in een gezond lichaam). Over de louterende werking van sport en spel vertelde Mustapha Eljarmouni, die zelf in zijn geboortedorp in Marokko door een dergelijk project van de Unesco was geïnspireerd. Later, toen hij in de Indische buurt in Amsterdam kwam wonen, startte hij een schaakschool, die uitgroeide tot maar liefst 300 schakende kinderen.
Staatssecretaris Fred Teeven (inderdaad de rechterhand van mijn grote vriend ), van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, ging in op de preventieve werking van sporten; daar zijn onderzoeken naar gedaan. Er wordt al in drie gevangenissen geschaakt; het idee is om dit verder uit te rollen over de zestig penitentiaire instellingen die ons land heeft. 
Professor Erik Scherder leidde het publiek het menselijk brein in en liet zien welke verbindingen denkprocessen teweeg brengen. Tot slot voerde oud-voorzitter Duco Wildeboer van hockeyclub Athena het woord; hij vertelde enthousiast over zijn ervaring op de club, om leden meerdere uitdagingen aan te bieden (bijvoorbeeld: Schaakborden en -stukken in de kantine).

In totaal schijnen tijdens het evenement zo'n 6.000 kinderen in contact te zijn gekomen met andere sporten dan hockey en dat is een verheugend en vooruitstrevend beleid. Hopelijk krijgt het navolging (en misschien kunnen wij dammers dan ook inhaken?!).

Niet gelijk wijzen . . .

Natuurlijk hadden wij dammers onze sport daar ook moeten presenteren, maar u moet nu niet gelijk wijzen naar de, in uw ogen, verantwoordelijken. Het is natuurlijk niet mogelijk om 'overal bovenop te zitten'; bepaalde zaken worden soms pas zichtbaar als eventueel inpassen niet meer mogelijk is; netwerken is soms door toeval effectief. Zelf had ik onze bond zeker ingelicht, maar de uitnodiging voor de opening viel pas op de mat toen ik reeds in Spanje bivakkeerde. Ook de dammers zelf dienen zich bewust te zijn van het promoten van hun sport. Laat ik u hier een voorbeeld van geven.

Deze stand komt uit de 7de ronde van het damtoernooi met de fraaie naam: International Bacoli Open Italia 2014. 

Achter de witte stukken zat Matrena Nogovitsyna en de zwarte schijven werden beroerd door niemand minder dan voormalig wereldkampioen Guntis Valneris. Na een opzienbarende partij, waarvan uw penneleur het idee kreeg, dat het misschien niet aan het algemeen heersend correctheidscriterium voldeed, kwam zwart in de bovenstaande stand met: 58.   . . - . .  (48-26)  en gaf wit op. Als wit nu met de dam naar veld 47 was gegaan, of op de lijn 36/4 was gebleven, dan had zwart natuurlijk naar veld 12 geslagen en was de winst (voor zwart) een ieder wel duidelijk. Maar . . . wit kan toch ook 36-41 spelen? Inderdaad, maar de toeschouwers kregen het fraaie slotakkoord niet te zien, door de witte opgave. Gelukkig was er iemand (wiens naam ik u zal onthouden) die Toernooibase opsierde met het winnende: 59.  36-41  (26x3)  60.  41x1  (3-8)  11x7  (8-2)  uit!  Door deze manoeuvre te presenteren (tijdens de partij) had wit onze sport natuurlijk een  goede dienst bewezen!

Laten wij dammers vanachter de bestuurstafel, maar ook zeker vanachter het dambord, ten allen tijde en op alle mogelijke manieren proberen onze prachtig sport te presenteren én te promoten.    

Suggestie . . .

Volgend jaar (2015) staat Dordrecht volop in de belangstelling, want op maandag 27 april is deze stad het decor voor de Koningsdag 'nieuwe stijl'. Onze Koning sprak kortgeleden op het jaarcongres te Dordrecht over een "Grand Parade', waarin alles mogelijk is en: "Het wordt een kleurrijk spektakel waarin de inwoners van de stad en de streek laten zien waarop ze trots zijn". Zien we dan Dordtse damliefhebbers, als Anton Kosior en de Roedolphjes, vol in beeld . . . ?

Kennis is macht . . .