Hét, alsook Dé, als voorvoegsel geeft aan dat er iets bijzonders aan de hand is. Zeg: "Hét Doelpunt van Van Basten" en sportminnend Nederland zwijmelt terug naar 1988 en de 'film' speelt zich opnieuw af: Een (min of meer mislukte) voorzet van Arnold Muhren wordt, op een weergaloze manier, omgezet in het tweede Nederlandse doelpunt in de finale van het Europees Kampioenschap van 1988 (Nederland-Sovjet Unie 2-0). Sweet dreams . . .
Ander voorbeeld: Hét Vuurwerkincident . . ., bijna vergeten (verdrongen), maar door een zware vuurwerkbom tijdens de wedstrijd Nederland-Cyprus, in de kwalificatie-reeks naar het EK voetbal van 1988, vreesde 'Voetballend Nederland' met grote vreze. Een (toen) 21-jarige man uit Oss gooide tijdens de bewuste wedstrijd 'zwaar' vuurwerk (bij een 1-0 voorsprong voor de onzen) in het strafschopgebied van de Cyprioten. Gevolg: De Cypriotische keeper aangeslagen, wedstrijd definitief gestaakt; welke straf zou Nederland krijgen van de UEFA? Het zou uiteindelijk meevallen; slechts 'overspelen zonder publiek' was het vonnis van de Europese voetbalbond (en een boete natuurlijk).
Maar niet alleen in de sport gebruikt men voorvoegsels als Hét of Dé om extra nadruk op iets te leggen, denk ook aan Dé Zonnebloemen en kunstminnaars hebben het alleen nog maar over Vincent van Gogh, of Dé Open-Hart-Operatie en velen (zeker de 50-plussers) denken direct aan chirurg Cristian Barnard en het Groote Schuur-ziekenhuis!
Draughts please . . .
Oké, oké; in het dammen kennen we Dé Galkin (op dit blog, september 2012) en wij (dammers) zijn nog maar net (of nog lang niet) bekomen van Hét Eindspel.
Vanwege dit laatste rijst bij uw penneleur dan de vraag: "Is er in de strijd om het wereldkampioenschap dammen, weleens een opening of middenspel geweest, welke zo alles bepalend was (voor de einduitslag) als Hét Eindspel . . .?
Al mijmerend kom je dan (zeker als 50-plusser) al snel op het WK van 1972 (Hengelo) terecht; Wiersma-Sijbrands, 2de ronde. Zie voor meer informatie op dit blog het epistel Historie schrijven . . .(december 2012). Maar ook gaan je gedachten alras naar de partij Clerc-Van der Wal; Sao Paolo, WK 1982, 7de ronde. Maar nee, beste lezers en lezeressen, voor wat Hét Middenspel betreft moeten we terug (althans wat uw penneleur betreft - zoiets is en blijft natuurlijk arbitrair -) naar het WK van 1956 (diverse plaatsen in Nederland).
Vooraf . . .
Dit wereldkampioenschap leek op voorhand een kolfje naar de hand van R.C. Keller te worden. Reinier Cornelis Keller was een mastodont op damgebied; hij werd geboren in Duitsland (vlak over de grens), in Emmerik (tegenwoordig: Emmerich an Rhein), op 14 september 1905. Op jonge leeftijd verhuisde hij met zijn ouders naar Nederland (Apeldoorn). Hij overleed op 10 september 1982 te Amsterdam, waar hij het grootste gedeelte van zijn leven had gewoond.
Keller (voor intimi: Kees) deed vrijwel onafgebroken mee aan het NK (van 1924 tot en met 1958!); hij won maar liefst dertienmaal de hoogste Nederlandse dam-eer (een record)! Zowel in rondetoer-nooien als in matches om de wereldtitel was hij echter telkens (soms nipt) te kort geschoten.
Echter in 1956 leek hij Dé Kandidaat voor de hoogst mogelijke titel. Dé man die in de jaren voorafgaand aan het toernooi met vaste hand het internationale dammen had geregeerd, Piet Roozenburg, had laten weten niet mee te doen, vanwege zijn doctorale studie economie. De Sovjet Unie, toen net lid van de internationale dambond (toen nog F.I.J.D.), vaardigde niemand af; in de praktijk betekende dit, dat het deelnemersveld vooral oranje kleurde. Juist aan de andere (dan Roozenburg) dammers van dietsen bloed had Keller al vele malen laten zien dat hij superieur was.
De grootste bedreiging kwam van de andere kant van de grote haringvijver: Canada. Tijdens het (door Roozenburg gewonnen) WK van 1952 waren de Canadezen Dé Sensatie; vooral Raoul Dagenais (2de) had toen geïmponeerd (zie op het dit blog het epistel: Canada . . . - augustus 2013 -). Marcel Deslauriers (9de) had ook indruk gemaakt met zijn onconventionele stijl, maar leek toch te kort te komen voor het allerhoogste niveau. De eerste (Dagenais) echter, kwam niet opdagen voor het WK van 1956; toch kreeg Keller te maken met een tegenvaller!
Piet Roozenburg ging uiteindelijk in op het verzoek van de K.N.D.B. om de open gevallen plaats (van Dagenais) in te nemen. Halverwege het toernooi werd echter duidelijk dat de 'zittende' wereldkampioen (Roozenburg) niet Dé Grote Vorm bezat en dus stevende Keller af op de grootste triomf in zijn carrière.
Halverwege het toernooi (na 10de ronde, van de in totaal 19 rondes) leek Keller de meeste hinder te ondervinden van de Fransman Claude Gournier (beide hadden na 10 ronden 16 punten); Roozenburg stond toen (met Jan Bom) op een gedeelde 4de plaats op 3 punten achterstand, en Deslauriers had zelfs nog een puntje minder (5de).
Helaas moeten we het hier even bij laten.
Volgende week meer . . .