dinsdag 29 oktober 2013

De rijpe jeugd...

 Door Tjalling van den Bosch
 
Laatst, tijdens de World Cup in Wageningen, was er een symposium (misschien noemde men het iets anders) over 'jeugd en dammen'. Voor elke sport is het bijzonder waardevol om de jeugd kennis te laten maken met het spel, dit geldt zeker ook voor het dammen. De praktijk leert ons (helaas) dat de meeste van deze adolescenten halverwege hun puberteit onze edele damsport de rug toekeren.

Dat was in mijn geval ook zo, wijntje en trijntje kregen bij mij toen de voorkeur. Sommigen hervinden hun liefde voor de schijven op latere leeftijd weer, anderen nemen nooit weer plaats achter het bord met de honderd velden. Toch blijft het een aanbeveling dat bonden, verenigingen en ook elk lid (!) zich blijven inzetten voor de jeugd. Tegenwoordig is er echter ook een andere groep die meer en meer aandacht verdient: de rijpere jeugd, ook wel de grijze plaag genoemd.

Willem Drees (van 1886 tot 1988) was de grondlegger van de Noodwet Ouderdomsvoorziening, tegenwoordig gebruikt men hier nog drie letters voor: A.O.W. Het idee was dat mensen, tijdens hun werkzame leven geld, aan pensioenfondsen gaven, welke ze later na hun pensionering , op 65ste jarige leeftijd, in maandelijkse etappes terug kregen om 'van te leven'. Men ging er in die tijd vanuit dat de meeste mensen voor hun 70ste het aardse voor het eeuwige hadden verruild, vandaar dat de maandelijkse afdracht (tijdens het werkzame leven)  niet al te hoog behoefde te zijn. Overigens hield vadertje Drees zich zelf niet aan deze 'regel', wat heet, hij trok maar liefst 37 jaar van Drees (!) in plaats van het gewenste (minus) 5 jaar.

Tegenwoordig is de groep 70+ gigantisch toegenomen, en daar wil ik het in dit epistel even met u over hebben. Waar men vroeger sprak over 'ouden van dagen' mag men tegenwoordig het overgrote deel van deze groep als kwiek, fit en actief bestempelen. En daar beste dammers en dambestuurders liggen mogelijkheden, dus waar veel aandacht (en terecht) naar de jeugd gaat, is het misschien ook wel wenselijk om actiever deze rijpere jeugd te benaderen. Bij de meeste sporten is men op een gegeven ogenblik dusdanig 'op leeftijd' dat de actieve beoefening geen optie meer is, of dat men zich de 'afgang' wil besparen. En daar ligt de grote kans voor denksporten (dus ook, en vooral, voor het dammen), grijp die kans ! "Ja, maar we organiseren al toernooien voor de 50-plussers" ! Ja, dat klopt, maar daar doel ik niet op, ik bedoel: misschien moeten er symposia (en dergelijke) worden georganiseerd voor deze groep. Dus niet alles inzetten op de jeugd, maar manieren vinden om juist 50+ aan het dammen te krijgen !!  ("Ben je jeugdleider ?" "Nee, ik leid senioren op !") Afijn de doelgroep is duidelijk, die moeten we nu maar eens echt gaan aanboren . . .

Sinds enkele jaren mag ik ook meedoen aan die senioren-wedstrijden, maar ik heb me er tot nu toe altijd afzijdig van gehouden. Voor de reden beroep ik me op een uitspraak van de Griekse held Achilles dat het beter is om een éénvoudige landarbeider te zijn op de aarde van de Koning dan de koning van de onderwereld te zijn. Een andere reden is natuurlijk dat ik nog steeds moet werken voor de kost, ik kan helaas niet  (à la Jan T. Terpstra) elk toernooi (overdag) afstruinen. Zoals ik al aangaf worden er, vaak op woensdagmiddagen, senioren-toernooien georganiseerd, zowel in de winter als in de zomer, het zou prachtig zijn als de deelnemers-aantallen hiervan explosief zouden stijgen. Dus (met z'n allen) aan de slag, vraag familie, kennissen (zelfs de hele vage), buren, etc. of ze niet eens mee willen naar een toernooi of club. Onder het motto: rust roest, fitness for the brain, moeten we ouderen er op wijzen dat je naast fysieke activiteiten ook de hersenen moet trainen om lang gezond te blijven . . .Aan ons een schone taak, en (oh ja) wie geeft zich op als jeugd (uuuuh) seniorenleider . . . !  En wanneer komt er, in navolging van de jeugd, een 'Nationale Seniorendamdag' ?!?

Misschien komen de nieuwbakken senioren dan via diagram 1 en 2 terecht bij diagram 3:
                                                




 
 








Voor alle drie geldt natuurlijk: wit speelt en wint . . . de eerste twee  zijn te doen. De laatste compositie stamt uit het midden van de vorige eeuw en is gemaakt door A.I. Kowrizjkin uit Kiev.

Alhoewel je de stelling, met enige goede wil, als een 'partijstand' zou kunnen omschrijven ligt de oplossing allerminst voor de hand: 29-24 !  (18x49)  47-41 toe maar, (36x47)  28-22 !!  (47x20)  22x13  (49x9)  26x8  (3x12)  25x3.
U ziet het: de oudjes doen het nog goed . . .

 

 

 

 

 

 

 

dinsdag 22 oktober 2013

Eufemisme

Door Tjalling van den Bosch

Eufemisme betekent: verzachtende/verbloemende uitdrukking. Je kunt bijvoorbeeld tegen iemand zeggen: " je liegt", maar als je dat eigenlijk te hard vindt dan zeg je : "dat is niet de waarheid". Vooral in de politiek is men altijd druk bezig om het één en ander te verbloemen. Terwijl ik dit schrijf komt toevallig het Friesch Dagblad van vandaag (12 oktober 2013) mij onder ogen en daarin komt ter sprake dat "staatssecretaris Frans Weekers de Eerste Kamer 'onwaarheden' voorschotelt". "U moet zich schamen" briest GroenLinkser Thisen op een gegeven moment Weekers toe". Dat was al heel wat, want Weekers schijnt volgens het Friesch Dagblad "willens en wetens een bezuiniging van bijna 3 miljard in de soep te  laten lopen" (door de Eerste Kamer 'onwaarheden' te vertellen).
In het verleden zijn ons (Nederlanders) vaker onwaarheden voorgeschoteld, denk alleen maar aan de Betuwelijn deze miljarden verslindende operatie is ons, door eigen belang en de daaruit voortvloeiende leugens, door de strot geduwd. En nu (?), nu zitten we met een onrendabele spoorlijn welke geld kost in plaats dat het geld oplevert !! (en dat was wel wat ons (Nederlanders) als 'waarheid' werd verteld !).

Het J.S.F.-project is de volgende stap die gezet wordt op basis van 'onwaarheden', of zoals
men wil leugens !!! Zo had men de opleidingskosten niet in de begroting opgenomen,een verschil  van tientallen miljoenen euro's. "Hoe zielig kan je zijn" denk ik als ik zoiets lees en dan willen de politici serieus genomen worden !

Hoe is het dan toch mogelijk dat deze projecten toch doorgang vinden ? Ten eerste is daar eigen belang, er zijn mensen die voordeel verkrijgen door 'voor' zoiets te stemmen. Ten tweede zijn er 'voor-stemmers' die dit doen omdat ze gewoon zijn omgekocht. (De arme (in tweede instantie) eerlijke FIFA-functionaris die bekende zich te hebben laten 'omkopen' ten faveure van de WK voetbal in Qatar. De beste man is door zijn bond voor het leven geschorst, en de 'stillen' blijven lekker zitten en hun centjes tellen en het WK blijft gewoon in Qatar !). Ten derde zullen er mensen zijn die de 'onwaarheden' niet zien (en ze dus geloven) en daarom  'voor stemmen' !! Maar op de simpele vraag "waarom moest het allemaal nou zo nodig ?" krijg je nooit een eerlijk antwoord.

Ik moest het bovenstaande even kwijt, excuses hiervoor dierbare lezers en lezeressen. Snel maar weer naar onze edele damwereld. Nou (?), nu ik daar eens over nadenk?  Hoe ging dat eigenlijk met de invoering van de nieuwe tijd/zetten-verhouding in de nationale clubcompetitie. Oh ja, daar werden ook (naar ik heb begrepen) 'spelletjes' gespeeld, dit is althans zeer uitgebreid (zelfs in de pers) naar voren gebracht door enkele (gefrustreerde ?!) bondsraadsleden, die verwachtten dat het een pittige discussie (over dit voorstel) zou worden, maar niets bleek minder waar, het was reeds in ´achterkamertjes´ beklonken! De waarschuwing dat de invoering van deze regel weleens leden zou kunnen gaan kosten werd in de wind geslagen, en dat is dus nu ook gebeurd, sommigen weigeren nog langer in de landelijke tiental-competitie uit te komen vanwege dit alles !

Er zijn voor- & tegenstanders, zelf komt mij dit nieuwe systeem ook niet slecht uit, want,  mede door gebrek aan kennis, kom ik vrijwel nooit in tijdnood, maar dat mag geen reden zijn, eigen belang is geen goed argument ! Want het gaat wel ten koste van onze edele denksport (!) je kunt er lang en breed over praten, maar als je het waagt om lang over de opening en het middenspel te doen kan je
het schudden, ook al heb je na vier uren ploeteren winnend voordeel, het glipt je 'op zeker' door de vingers wegens gebrek aan tijd. Dus ergens moet je 'inleveren' en dan kom je aan de essentie van het dammen. En als je aan de essentie van een sport komt, verkwansel je deze en gaat een prachtig
instituut als onze nationale clubcompetitie naar de kloten.

Ik voorspel u nu reeds dat er, vanwege de 80'+1', de komende jaren meerdere dammers op zaterdag thuis zullen blijven, daarvoor hoef je m.i. geen helderziende te zijn ! Sommigen vinden dat het dammen met een versnelde tijd/zetten-verhouding meer sport is, ik vind het dan steeds minder denksport . . .Als dammen een behendigheidssport wordt dan zijn er wel leukere 'spelletjes' voor handen.
Eén van de eerste voorbeelden hiervan (uren ploeteren en dan nog de winst missen) was de partij tussen Wei Zhou en Alexander Schwarzman (Groningen Seaports Master 2012) waar de laatste, snel even een paar zetten met zijn dam deed om ´tijd te winnen´, en daardoor de winst (die er wel in zat) als sneeuw voor de zon zag verdwijnen. Als een meervoudig wereldkampioen het al niet kan dan is het voor de meeste dammers aan te raden om een gewonnen eindspel maar snel remise te geven. Ik weet dat één van de argumenten was dat de invoering van het 80' + 1'systeem meer 'uitslagen' zou bevorderen, dat klopt meer remises, zo ook in de net gestarte landelijke tientallen competitie.

Er worden ons (twee-wekelijks) voorbeelden hiervan (o.a. op Toernooibase) aangedragen. Net weer zo'n verandering als ooit de '3 punten voor een overwinning', er zouden meer beslissingen (lees winstpartijen) vallen zo werd gesuggereerd,  een onwaarheid dus. Eén van de voorstanders van de nieuwe tijd/zetten-regeling liet ons, op Toernooibase, weten dat hij nu "lekker vroeg thuis was, het weekend is al zo kort". Tegen hem zou ik willen zeggen: "Ja lekker joh, in plaats van met je teamgenoten een prachtig eindspel analyseren waar een (nog spelend) teamgenoot in verwikkeld is, en na afloop met je  damvrienden lekker een hapje te gaan eten, nee dan is 'snel naar huis' een veel betere optie".
Eén van de reden van het invoeren van 80'+ 1' was dat de topspelers er voor waren. In een eerder artikel op dit blog (januari 2013 -Met de tijd meegaan?!) heb ik al eens uitgelegd  dat ik dit bij (absolute) topspelers heb nagevraagd en allen waren ronduit tegen. Als ik de persoon, die het mij dit vertelde, nu met dit gegeven confronteer krijg ik een discussie  over wie wel en wie niet als 'topspeler' moet worden gezien (!), ja spelletjes spelen, en dan wil zo'n bondsraadslid serieus worden genomen ? . . .

Maar ach, ik moet mij als 'oprjochte Fries' stil houden (EN DAT DOE IK DUS NIET), want tijdens de laatste vergadering van de P.F.D.B. werden 8-tallen (in de hoogste afdeling) omgetoverd tot 6-tallen. Eerst werd er door het bestuur in de 'wandelgangen' verteld dat deze maatregel noodzakelijk
was omdat er clubs  waren die geen 8-tal meer op de been kunnen brengen. Er werd natuurlijk gevraagd naar namen, de clubs die toen naar buiten kwamen bleken,  bij navraag, totaal geen idee te hebben waar het over ging (dat was dom bestuur)! Tijdens de vergadering werd de zaal (met volwassen mensen)  verteld dat er nu meer mensen zouden dammen bij de invoering van deze (afbraak-)regel ! (men had geleerd, pas op het laatste moment aankomen met 'DE REDEN').
Dit is echter een regelrechte . . . . . . (eufemisme werkt hier niet), vorig seizoen deden er (zonder de invallers mee te rekenen) 316 dammers mee aan de Friese clubcompetitie en dit seizoen 304.

Beste lezers en lezeressen, het zal wel door het weer komen dat ik wat neerslachtig ben, want ook ik weet dat de wereld niet eerlijk is en dat eigen belang en leugens meer teweeg brengen dan de waarheid . . . maar als er op grond van onwaarheden reglementsveranderingen  doorgedrukt moet worden dan heb ik, net als Eerste Kamerlid Thisen, zoiets van: " U moet zich schamen ". Op de simpele vraag "waarom moest het allemaal nou zo nodig ?" krijg je nooit een eerlijk antwoord. Harry Slinger, u weet wel die Amsterdamse zanger met dat kleine rode mutsje, zong ooit:
Je loog tegen mij, alsof ik een kind was
geloof dat je dacht dat ik helemaal blind was
. . . . . . . 

maar ik denk dat ik dit keer bedank !

Ik ga lekker na-zomeren in Portugal, waar ik mijn titel moet verdedigen (EN DAT IS GEEN LEUGEN !) "Je moet elk artikel altijd wel afsluiten met een leuk diagrammetje" adviseerde een groot dammer mij eens, nou bij deze dan:
Deze compositie is van Andreas Kuyken en natuurlijk geldt: wit speelt en wint. Als je het weet is het zo simpel als wat, maar je verwacht de dam niet 'achterom'.
Oplossing in verkorte versie:
31, 41, 21, 11, 24 en de eindslag: 25x5

 






dinsdag 15 oktober 2013

Avonturen in de avonduren...

Door Tjalling van den Bosch

De donderdagavond is mij heilig, het is de avond van 'de onderlinge' van mijn (dam)club. Na het sportjournaal van kwart voor 7 stap ik in de auto en begeef mij naar Zalen Tivoli in het voormalige Huizum (thans Leeuwarden). Rond half 8 neem ik plaats aan de stamtafel en aanschouw vanaf deze
strategische plek de (druppelsgewijze) binnenkomst van mijn clubgenoten. Er bevinden zich ook niet-dammers in het etablissement en zo nu en dan krijg ik, van één van hen, de vraag: "waarom dam je eigenlijk ?". De kern van deze vraag zit hem in dat laatste woordje 'eigenlijk'. De vragensteller bedoelt dat je het beter kunt laten! Meestal murmel ik dan een antwoord in de trant van: competitief bezig zijn, gezellige avond, liefhebber . . .Zo'n vragensteller laat zich niet zomaar uit het veld slaan: "Kan je het een beetje ?"."Ach, zoals ik zei, ik ben een liefhebber" antwoord ik dan vaak resoluut (lees kortaf) en meestal is het 'interview' dan wel afgelopen.

De partij

Nadat de paring (rond 8 uur) bekend is geworden begeef ik me naar de speelzaal en na uren spelen bega ik soms een blunder, ik laat pardoes een schijf 'in staan', mijn tegenstander hoeft er alleen maar 'op te lopen'. Ik kan hem niet opvangen, en weglopen is ook geen optie want dan krijg ik een combinatie om de oren. Wat kan een mens doen in zo'n situatie ? Je begint met in je handen te wrijven, alsof je zit te popelen van verlangen dat hij 'op de schijf gaat lopen'. Je tegenstander wordt dan wantrouwig, en gaat tijd verbruiken, dat is al iets. Als de hand van je opponent naar de bewuste schijf gaat, dan fluit je zachtjes. Hierop wordt hij zenuwachtig en kijkt je aan, je beantwoordt zijn blik met een meewarig lachje. "Ja, dammen is moeilijk" zeg je dan, de opmerking "zo, zo, toch" is misschien iets beter. Dit impliceert dat er tal van mogelijkheden zijn die hij niet gezien heeft. Heel goed is ook "zeker, het kan", want dan zet je hem wederom aan het werk over de vraag wat er dan nog meer kan. Uiteindelijk, nadat hij al zijn moed heeft verzamelt, valt hij de schijf aan. Cruciaal is nu dat je de volgende zet direct uitvoert en nadat hij heeft geslagen doe je gelijk weer een zet. Vervolgens sta je op en ga je rustig de zaal doorwandelen, alsof je de partij praktisch in je zak hebt.
Als je terugkomt zit je tegenstander vast en zeker nog steeds na te denken. Dit is het moment om hem bemoedigend op de schouder te slaan. "Na afloop analyseren we het wel even" zeg je dan, of "je kon ook niet anders". Hierna ga je rustig een sjekkie zitten rollen.

Tien tegen één dat zijn volgende zet zwak is. Hij zit te borduren aan een fictief patroon, waarvan jij alleen het geheim bezit. Het lapje bestaat natuurlijk niet, maar dat is juist de kracht !! Je tegenstander wordt dus voor een denkbeeldig lapje gehouden. Zo'n partij winnen heeft een aparte bekoring. "Ja, ja" ik hoor u al zeggen: "maar bij een grootmeester lukt dat natuurlijk niet".  Dat klopt, wij (liefhebbers) hebben een veel rijker repertoire . . .

Oog voor hebben . . .

Als je er oog voor hebt is het prachtig om dammers, tijdens hun partij, in 'actie te zien'. Wij (Huizumers) kennen bijna allemaal het verhaal van Menno Bandstra die met zijn (Maltano-)sigaret in de koffie zat te roeren. Ook zijn er dammers die zachtjes zitten te fluiten.  Zo iemand zit meestal in tijdnood en beoefent de zorgeloosheid. Als hij niet zo op zijn stoel wiebelde, dan zou ik erin geloven.
Er zijn ook dammers die zachtjes neuriën. Dit is om aan te geven: mij heb je nog niet. En dan zijn er nog de trommelaars. Deze roffelen met de vingers voortdurend op de tafel. Persoonlijk kan ik daar het minst tegen, hoewel ik moet toegeven, dat het sympathieker is. Door fluiten en neuriën simuleert men een onbekommerdheid, die er niet is, terwijl de trommelaar tenminste rondborstig toegeeft, dat hij 'de boot in gaat'. Niettemin is het om dol van te worden.

Grootmeester herkennen het bovenstaande totaal niet, maar voor ons liefhebbers is het 'vaste kost'.
Ik sluit af met een diagram voor liefhebbers:

Wit speelt 37-32 en staat rustig op en gaat eens een rondje langs de andere borden maken. Zwart ziet direct (24-29) 33x24 en de tussenloop (22-28), maar ja, "waarom loopt hij zo  zelfverzekerd door de zaal ?"  Na rijp beraad kan zwart het niet laten, dus: (24-29) 33x24 (22-28). Nu volgde echter 23-19! (28x48) 40-35 (48x30) 36-31 (26x37) 38-32 (37x28) 19-14 (9x29) 35x2.
Dus, beste lezers, als u nog eens de vraag krijgt voorgeschoteld: "kan je er wat van ?" dan is het enige juiste antwoord: "ik heb een uitgebreid repertoire . . . ".

 

woensdag 9 oktober 2013

Bartholomeus

Door Tjalling van den Bosch
 
Nee, we gaan het niet hebben over één of andere heilige, maar we gaan in dit epistel langs bij Bartholomeus Theodurus Visser, die wij (Huizumers) beter kennen als Bart (vreemd genoeg wordt de naam Bartholomeus in het zuiden van ons land vaak afgekort tot Mees of ook wel Meeske, maar dit geheel terzijde natuurlijk). Bart werd opgevist op 19 maart 1952 in Rinsumageest, maar groeide eigenlijk op in  Murmerwoude (wie kent die plaats nog?), dat tegenwoordig onder Damwoude valt.

De grootmoeder van Bart was 'baakster' en daarom besloot de moeder van ons onderwerp om in haar ouderlijk huis te bevallen. "Mijn start op deze planeet was vrij traumatisch" vertelt Bart ons, hij bleek namelijk geboren te zijn met zogenaamde 'klompvoetjes' en deze werden in die tijd gebroken en vervolgens weer 'rechtgezet' (en in het gips). Op zich was dit natuurlijk een pijnlijke aangelegenheid en zeker in het geval van Bart, want de daarvoor bevoegde arts vond het niet noodzakelijk om de de jongeling vooraf  te verdoven !! "Gelukkig heb ik er daarna nooit meer hinder van ondervonden" zegt Bart anno 2013. 

Na de lagere school deed Bart eerst de MULO aan en kreeg daarna het advies om naar de H.B.S. te gaan, maar als u, lezer dezes, even het geboortejaar van ons onderwerp in ogenschouw neemt dan kunt u begrijpen dat Bart puberde in het hippie-tijdperk. Bart voldeed volledig aan het beeld van de jeugd uit de tweede helft van de zestiger jaren van de vorige eeuw. De mode was toen: lang haar, spijkerbroek, spijkerjack of bontjasje, shag en slapen op de dam, en oja natuurlijk een Puch als vervoermiddel inclusief 'hoog stuur' zoals deze te zien was in de toen populaire film (onder de jeugd) 'Easyrider' . . .

De jeugd was in die tijd nogal recalcitrant (zelf noemden ze dit: maatschappij-kritisch) en dus werd het voor Bart niet de H.B.S. maar de Pedagogische Akademie, "en dat werd geen succes" vertelt Bart nu zonder veel omhaal. "We moesten het vak vooral leren in de praktijk (kwekeling)  en toen ik een keer te laat op mijn stage-plek kwam, werd ik direct weer naar huis gestuurd, ik denk dat deze
rigoureuze maatregel vooral voortkwam uit het feit dat ik er in tijd niet zo verzorgd uitzag".   "Ik ben toen maar overgestapt naar de lerarenopleiding van de Ubbo Emmius in Leeuwarden, maar ook daar kon ik mijn draai niet vinden". "Dus daar ook maar weer mee gestopt en toen heb ik een tijdje omgezworven (letterlijk) en veel kleine baantjes gehad, maar al snel realiseerde ik me dat ik toch maar het beste een opleiding kon afmaken en dat werd (als werkstudent) een opleiding in de sociale
geografie te Groningen, welke ik afrondde met een 1ste graads bevoegdheid in het onderwijs".

Bart verteld verder over zijn tijd als dienstplichtig militair: "Mijn vader was na de tweede wereldoorlog gedwongen om naar Nederlands Indië (het tegenwoordige Indonesië) te gaan, als dienstplichtige".  "Als klein jongetje had ik besloten dat mij dat nooit zou overkomen en dus boycotte ik de hele (dienstplichtige) handel". "Maar er was geen ontkomen aan, ik werd goedgekeurd en moest me uiteindelijk beroepen op de wet 'gewetensbezwaren', zo heb ik me wel aan de militairen kunnen onttrekken, maar moest wel vervangende arbeid verrichten".

Ondertussen was Bart getrouwd (maar na eerst wel, geheel passend in het tijdsbeeld, een tijd te hebben samengehokt) en was er ook een dochter op deze planeet nedergedaald, en dus werd het tijd voor een 'echte baan'. Dat lukte (ondertussen zitten we al rond 1980) moeizaam, hoge werkeloosheid en steeds groter wordende klassen zorgden ervoor dat de vraag naar leraren minimaal was. Bart heeft dan ook heel wat omzwervingen (alweer !?) gedaan met telkens alleen maar een tijdelijke aanstelling, maar uiteindelijk werd het dan toch allemaal definitief bij een scholengemeenschap (het huidige 'Piter Jelles') in Leeuwarden. Enkele jaren geleden heeft Visser gebruik gemaakt van een 'keuze pensioen' en dus geniet het kind uit het hippie tijdperk eindelijk van zijn vrijheid.

Deze vrijheid betekent voor Bart echter niet dat hij niks om handen heeft, hij is sportief aangelegd (vroeger voetballen, tegenwoordig fietsen) en gaat graag een uitdaging aan. Een voorbeeld van dit laatste is zijn fietstocht naar Afrika (!, Ghana om precies te zijn) 'voor een goed doel', voor meer informatie hierover verwijs ik u naar de blog: fietsen naar Afrika. Dammen blijft natuurlijk zijn grootste hobby, op de vraag "hoe ben je met het dammen in aanraking gekomen" volgt echter een opmerkelijk relaas. "Bij ons thuis werd niet gedamd, maar wel struikelde ik regelmatig over een oud en versleten dambord, deze bleek van 'pake' (grootvader) Tjeerd Visser te zijn geweest". "Hij was in zijn tijd een van de betere spelers in de Friese Wouden (noord-oostelijk gedeelte van Fryslân), dus ergens zit het in mijn genen, alhoewel het bij ons thuis dus een generatie heeft overgeslagen". 

Op provinciaal niveau heeft hij zich niet alleen als speler verdienstelijk gemaakt, maar ook als bestuurslid, zowel bij verenigingen als bij de P.F.D.B. Zijn beste prestatie als dammer is ongetwijfeld zijn 5de plaats in Brunssum 1985 (open Nederlands kampioenschap), maar . . . Bart heeft veel last van (zoals hij dit zelf noemt) damblunderheid. In een De Huizumer van 1987 schrijft hij hierover: "door het correspondentie-dammen kent mijn 'damblunderheid' een dalende lijn en stijgt mijn zelfvertrouwen". Meer kinderen uit het hippie-tijdperk hebben daar last van, technisch zijn deze dammers vaak redelijk onderlegd, positioneel biedt men vaak goed weerstand of komt men zelfs (bijna) gewonnen te staan, maar dan neemt op één of andere manier de zuiverheid iets af en dan
ontsnapt er zomaar een zet die niet alleen de winstkansen verprutst, nee de hele handel gaat naar de knoppen en dus (weer gefrustreerd) met nul punten naar huis !!!  Ach ja, het is zo herkenbaar . . .

Op zoek naar leuke diagrammetjes uit het oeuvre van onze hoofdpersoon, kwam ik enkele fraaie overwinningen tegen, zoals bijvoorbeeld tegen Erna Wanders en Marcel Knipper. Het waren fraaie positionele zeges, tegen Cock van Wijk boekte hij een combinatieve overwinning:

Wit: B.T. Visser
Zwart: C. van Wijk


Deze stand komt uit de halve finale ("ik moest invallen voor Auke Scholma") van de nationale beker met Rinsumageest, verspeeld op 24 mei 1997. Zwart speelt hier (13-18) en na 37-31 (36x27) gaf van Wijk de brui er aan.

Bart: "we wonnen de wedstrijd, maar in de finale hadden ze me niet meer nodig, toch was ik tijdens dit treffen niet werkeloos, Omrop Fryslan had mij namelijk gevraagd om voor de radio live verslag te doen, dit ging me wel goed af geloof ik, het was sowieso een leuke dag, want Rinsumageest won de 'cup met de grote oren' ".

 Toen uw penneleur op zoek ging naar 'nog een leuk diagrammetje' stuitte hij op een overwinning van Visser tegen de Groninger Egbert Noorman, de Coup Royal was wel verrassend, maar het slagmechanisme is toch overbekend zo dacht schrijver dezes. Echter . . . toen kwam er een opmerkelijke tijding (op het moment van schrijven van dit epistel), 10-voudig wereldkampioen Alexei Tsjizov was zojuist tegen Getmanski  (R.K. 2013) ook in een 'koninklijke slag' gelopen (!), schrijver dezes zag het als een 'teken':

Wit: B. T. Visser
Zwart: E. Noorman

Uit het jaarlijkse damtoernooi van DamClub Twijzelerheide (1982).
De Groninger heeft net (10-15) gespeeld en wit pakt nu schijfwinst via: 27-22   (18x27)   36-31   (27x36)   50-45   (16x27)   32x21   (23x34)   40x18   (12x23) 21x1 niet 21x3, want dan blijft het schijvenaantal na (4-9) in evenwicht (19-24) 1x20 (15x24). De Groninger zal ongetwijfeld nog even hebben doorgespeeld, maar hij moest de punten in Fryslân laten.

 

 

dinsdag 1 oktober 2013

Dammers zijn slimmer dan schakers

Door Tjalling van den Bosch 
dammers zijn slimmer dan schakers  .
Dat is nogal een statement (!?), en die dikke vette punt erachter betekent dus dat er geen discussie mogelijk is ! Nou, dan moet uw penneleur het toch maar iets nuanceren: dammers waren slimmer (slagvaardiger) dan schakers in de onderstaande voorbeelden. Om het één en ander uit de doeken te doen neem ik u mee naar het midden van de jaren tachtig van de vorige eeuw . . .

Maandag 3 februari 1986, (toen) wasdag voor velen, maar voor Schakend Nederland een kille mistroostige dag. Jan Timman had zojuist in de halve finales van de kandidaten-matches in de strijd
om het wereldkampioenschap definitief averij opgelopen. De Rus Artur Jussupow, De Muur en ook wel De Beer genoemd, had, met sober en passief spel, Neerlands schaaktrots gekrenkt, Timman legde het loodje, met maar liefst 6-3, duidelijk, over en uit . . . Zo zou je denken tenminste (!?), echter onmacht bekroop de Nederlandse schaakwereld.

Wat te doen ? Het antwoord op die vraag werd nog diezelfde avond in Den Haag geboren . . WRAAK . . . (natuurlijk, terugpakken . . .). Toen Jussupow die avond in zijn hotelkamer het glas hief met zijn team rinkelde de telefoon. Een vertegenwoordiger van de Haagsche Courant en het verzekeringsconcern Aegon meldde zich beleefd. Of de Grootmeester voor zijn vertrek naar de (toen nog) Sovjet-Unie nog zin had in een lucratieve simultaan te Den Haag. Lucratief was het zeker en dus stemde De Muur toe om het op te nemen tegen 40 tegenstanders in het Ennia-gebouw te Den Haag (hetzelfde gebouw overigens waar later het zogenaamde 'Joegoslavië-tribunaal' werd gehuisvest).
Wat Jussupow niet werd verteld was dat zijn tegenstanders allemaal goede tot zeer goede schakers waren, kortom opponenten die je niet zomaar even van het bord schoof !?!

Om 10 uur 's avonds (drie uur na aanvang) waren er nog maar 21 zetten gedaan. De stemming neigde naar jolig, maar niet zo jolig dat 'Het Doel', wraak namens Timman, uit het oog werd verloren.
Traag kroop de simultaangever langs de borden, de blik in zijn ogen verraadde vechtlust. Hij had gemerkt hoe zwaar de tegenstand was, een debacle dreigde, verliezen went nooit, ook niet in een simultaan, hoe lucratief ook. Te middernacht, 5 uur na aanvang, waren er pas 29 (!) zetten gedaan, slechts enkele partijen  waren tot een besluit gekomen (alle remise, de grootmeester had nog geen
partij gewonnen !). De Sovjet-Rus werd 'genaaid' ("without the pleasure" zou voormalig sterkste man
Jon Pall SIgmarsson hebben toegevoegd), zo behaalde Rob Clerc (ja echt, de dammer) zelfs een overwinning, zonder dat de simultaangever in de gaten had dat Clerc werd gesouffleerd door zijn buurman (en goede schaker) Fred van der Vliet !

Afijn, om het verhaal af te maken, 's morgens om 4 uur (9 uur na aanvang !) werd Jussupow uit zijn lijden verlost. Het telraam velde een bikkelhard vonnis, de Grootmeester had weliswaar 14 maal
gewonnen, maar hij moest ook 11 nederlagen slikken en dus 15 maal een puntendeling, een score van 53%, niet iets om met genoegen aan terug te denken. Wraak was genomen, maar of het zoet, dat daar spreekwoordelijk bijhoort, nu zo lekker smaakte . . . ?,  Timmans uitschakeling werd daar niet door teniet gedaan . . . !

Voor de goede orde: het bovenstaande verhaal las ik in het schaakmagazine Matten (nummer 3 -Het Schaak der Wrake-), John Kuipers is de auteur. Maar . . . (uh, ja ?)  als we de aanhef van dit epistel lezen dan blijkt dat wij dammers het slimmer hebben aangepakt ??!! . . .

Wel, dat brengt mij tot het volgende verhaal dat summier uit de doeken werd gedaan door Andreas Kuyken in zijn damrubriek voor de N.R.C. van 15 mei 1976.  Tijdens het W.K. van 1952 (Kuyken heeft het over het Olympisch toernooi) leek de titel regelrecht naar de Canadees Raoul Dagenais te gaan, ten koste van onze nationale damtrots Piet Roozenburg. Dagenais moest het in de laatste ronde opnemen tegen, de rode lantaarndrager, de Zwitser  Roland Forclaz, ik heb u hier, op dit blog, eerder over bericht (augustus 2013: -Canada-). De avond voor de slotronde werd Dagenais uitgenodigd door een stel vooraanstaande Nederlandse (het toernooi werd in Nederland verspeeld) problemisten voor een 'gezellige avond'.

En 'gezellig' werd het, volgens Kuyken stond de avond in het teken van Hybris en Bacchus en
duurde het tot in de 'de vroege uurtjes' ! Het maakte Dagenais schijnbaar niet uit, want hij zou in de laatste ronde wel even afrekenen met die Zwitserse 'prutser' en dan wereldkampioen worden, zij het op S.B., want hij had zijn voornaamste concurrent (Piet Roozenburg) in een onderlinge duel (zie wederom het eerder gememoreerde artikel van augustus 2013) verslagen ! Echter, zijn laatste, als formaliteit beschouwde, partij tegen de hekkensluiter verliep dramatisch, (Dagenais liep in een 3 om 2 naar dam !) en wat nog niemand was gelukt, lukte de Canadees wel, verliezen van Forclaz . . . !
Het hielp de Zwitser verder niet, hij was en bleef laatste met 4 punten (inclusief de 2 punten uit de laatste ronde !!) uit 18 partijen, maar de Canadees zag de wereldtitel aan zijn neus voorbij gaan . . .

Uit historisch perspectief wil ik ook nog even opmerken dat Deslauriers en Dagenais niet de enige twee Canadezen waren die zich aan het 100-velden-front meldden. Reeds in 1923 bond de 144-velden-coryfee William Beauregard de strijd aan met de latere wereldkampioen op de 100-velden Benedictus Springer. De 'Big Match' (in Montreal) tussen deze twee werd na een gelijkspel op de 100-velden beslist in het voordeel van de Canadees op de 144-velden. Het is maar dat u het weet.
Maar waar het in dit epistel vooral omgaat is natuurlijk het feit dat schakers niet zo slim waren
als dammers (in bovenstaande voorbeelden). EN  . . . als Jan Timman, in 1986, eens dammers als vrienden had gehad dan . . .

Als afsluiter een probleem van Dik de Ruiter uit 1957.
 
Zwart begint met (20-25) wit plakt door 28-23 (25x45) 23x5 en zwart combineert nu met (24-30) 35x24 (13-19) 24x22 (21-27) 32x21 (16x47) en nu 37-31 (47x6) verplicht 5-46 (26x37) 46x1 (6-17) or whatever. . . 50-44 (17x50) en 1-6 +.

Door de stille eenvoud, met actie en tegenactie, een grootmeestelijk probleem, als u het mij vraagt !





Post Scriptum: Zoals gebruikelijk ligt het geschrevene maandenlang 'op de plank' voordat het gepubliceerd wordt, zo ook dit bovenstaande artikel. Naar aanleiding van een eerder epistel op dit blog (augustus 2013 - Canada -) vertelde een  zeer betrouwbaar iemand mij vertrouwelijk: "ik heb uit betrouwbare bron vernomen dat ze die Dagenais gewoon stomdronken hebben gevoerd !" . . .).

AD ACTA .