zaterdag 30 augustus 2014

Wat gebeurde er toen...

Door Tjalling van den Bosch

Een jubileum is een herdenking van een gebeurtenis van een bepaald aantal jaren geleden. Bij een jubileum hoort een feest, waarop men op passende wijze stilstaat bij de te memoreren gebeurtenis.  Het éne wordt grootser gevierd dan het andere; de 1-jarige herdenking noemt men bijvoorbeeld een papieren of katoenen jubileum en wordt nauwelijks gevierd. Een jubileum van 5 jaar (lustrum) noemt men een houten jubileum,die van 12½ een koperen en die van 25 jaar een zilveren. Het woord Lustrum komt trouwens uit het latijn en was van oorsprong een zoenoffer, dat eens in de vijf jaar door de Romeinen werd gehouden. Dus elke periode van vijf jaar is een lustrum, vijf lustra is dus 25 jaar, maar laten we snel doorgaan, want anders komen we nooit bij het uiteindelijke onderwerp terecht.

Als er een treurige gebeurtenis heeft plaats gevonden, dan spreken we in principe niet van een jubileum, maar van een herdenking.
Bij iets dat precies 100 jaar geleden is gebeurd spreekt men dan van een ivoren jubileum /herdenking.  Het jaar 1914 is vooral bekend vanwege het uitbreken van de 1ste wereldoorlog. Nederland verklaarde zich direct en nadrukkelijk onpartijdig (neutraal) en wist zich zodoende aan die oorlog te onttrekken, alhoewel Nederland wel te maken kreeg met een grote stroom, voornamelijk Belgische, vluchtelingen. Toch wordt  'W.O. 1' door veel Europese landen gezien als de grote oorlog. De herdenkingsbijeenkomsten dit jaar, in België en Frankrijk, waren indrukwekkend. 

Vijfenzeventig jaar geleden (diamant), 1939 dus, brak de 2de wereldoorlog uit toen Duitsland het noodzakelijk vond om Polen binnen te vallen. Ons land trachtte ook toen neutraal te blijven, maar dat lukte dus niet. Onze regering vluchtte naar London; de Britse staatsman Winston Churchill  sprak later de historische woorden: "Er zat maar één man in de Nederlandse  regering, dat was Koningin Wilhelmina", maar dit geheel terzijde. 

Vijftig jaar geleden (goud) zien we een heel andere maatschappij, zonder dat ons land direct bij een oorlog betrokken is (nou ja, de 'koude oorlog' even buiten beschouwing gelaten). Enkele opmerkelijkheden uit het jaar 1964 zijn: de Beatles treden voor het eest op in Nederland (in de Veilinghallen te Blokker), Jan Jansen wordt wereldkampioen wielrennen in het Franse Sallanches en Cambuur wordt opgericht (ter vervanging van v.v. Leeuwarden, dat dat jaar terugkeerde naar de amateurs). 

Veertig jaar geleden (robijn): Het Simplisties Verbond wordt opgericht, meesterkraker Age Meines ontsnapt met behulp van zijn 'thermische lans' uit  de gevangenis (Blokhuispoort) te Leeuwarden en Dam Club Huizum wordt Nederlands clubkampioen. (Wat weer een intro . . .). 

Inderdaad, onze club werd in 1974 kampioen van Nederland; tot op heden is  het de enige Friese damclub die dit huzarenstukje heeft uitgehaald. Het betrof het kampioenschap van het seizoen 1974/1975, maar de nationale  clubcompetitie verliep toen blijkbaar in een andere tijdspanne dan tegenwoordig. Thans vindt de nationale clubcompetitie plaats van september tot maart, maar 40 jaar geleden was deze reeds voor de jaarwisseling afgelopen, want in zijn rubriek in de NRC van 14 december (1974) schrijft Andreas Kuyken:
"Huizum, Leeuwardens topclub, heeft voor het eerst in haar geschiedenis het  landskampioenschap weten te behalen. Een ploeg met klinkende namen, zoals  Harm Wiersma, Frank Drost, Sjoerd Visser, Anton Schotanus, wier spel niet alleen door productiviteit in termen van punten maar bovenal door aantrekkelijkheid  en durf uitsteekt". Ja, hij heeft een vaardige pen, die Andreas.
 
Als we de uitslagentabel er eens bij pakken (het wonderschone jubileumboek over Dam Club Huizum 1932-2007) zien we, dat onze club het kampioenschap pakte met 16 punten uit 9 wedstrijden. De directe opponenten (R.D.G. uit Den Haag en V.A.D. uit Amsterdam) werden verslagen, maar vreemd genoeg werd er van de nummer 7 (Het Oosten uit Rotterdam) met 9-11 verloren. Maar goed, alle andere wedstrijden werden verder gewonnen en daarvoor verantwoordelijk was vooral Harm Wiersma met een geweldige persoonlijke score van 17 punten uit 9 ontmoetingen.  Hij werd natuurlijk goed gesteund door Anton Schotanus (13 uit 9), Eddy Drost (12 uit 8), Frank Drost (12 uit 9), Sjoerd Visser en Menno Bandstra (beiden 11 uit 9), Johan Capelle (10 uit 7) en de spreekwoordelijke 'sloten op de deur' waren: Roel Bergsma (8 uit 7) Auke Spijkstra (8 uit 8) en Jacob Spoelstra (8 uit 9). Zoals het altijd gaat, als een team goed draait, waren er nauwelijks invallers nodig. Dam Club Huizum zette er dat seizoen slechts twee in, namelijk: Thijs Mulder (3 uit 3) en Arthur Kalverboer (2 uit 3).
 
Het huidige bestuur van D.C.H. kennende zal er dit seizoen dan ook zeker stil worden gestaan bij dit robijnen jubileum. Maar misschien spreek ik wel voor mijn beurt en hebben onze bestuursleden reeds een jubileum-comité opgericht, net als in 1974 toen het huldigings-comité zorgde voor een (zeer) gezellige avond (ik citeer nogmaals uit 75 jaar Dam Club Huizum)"Dam Club Huizum heeft vrijdagavond (13 december) in café-restaurant Tivoli aan de Huizumerlaan te Leeuwarden uitbundig feestgevierd. Dit ter gelegenheid van het Kampioenschap van Nederland van het eerste tiental in de ereklasse, de hoogste afdeling van de KNDB. Na het officiële gedeelte is er nog vrij lang uitbundig feestgevierd".

Iemand die wij van Dam Club Huizum zo vreselijk uit het oog zijn verloren is Frank Drost; hij nam in het kampioensjaar Krijn Toet op de volgende manier te grazen.
18.45-40!?!  21-27? Aangewezen is 11-16. 19. 47-42!! 19-23 20.40-35! en zwart staat verloren. De grote truc is dat op 17-21 of 14-19 volgt 34-29!, 39x30, 38-33!!, 42-38 en 38-32 met dam.
 


Dat het niveau niet altijd even hoogstaand was, blijkt wel uit de volgende diagram. Menno Brandstra (wit) won een brik (zoals Andreas Kuyken het in zijn rubriek omschreef) ten koste van Jan Grootenhuis. 

 



  

vrijdag 22 augustus 2014

Onze onderlinge 2014/2015....

Door Tjalling van den Bosch

Aanstaande donderdagavond, 28 augustus, opent Zalen Tivoli weer zijn deuren voor Dam Club Huizum. Met andere woorden, de onderlinge barst weer los; nieuwe ronde, nieuwe kansen, (nieuwe leden?). 

De één gaat voorzichtig van start, want de hele zomer heeft hij geen schijf aangeraakt; anderen daarentegen hebben juist de messen geslepen in de warme (nou ja, zeg maar gerust hete) maanden die achter ons liggen, zij gaan van acquit in de aanval op de twee punten. Er worden vast en zeker weer bloedige veldslagen geleverd; u kunt sommige hiervan live volgen op Toernooibase, want ook Dam Club Huizum gaat (al enkele jaren) met de tijd mee.Waarschijnlijk zal ook Jan Terpstra zijn partijen vanaf dit seizoen direct invoeren; tijdens het laatste MTB Hoogeveen Open won onze toernooitijger namelijk een tablet, welke hij onder een
oorverdovend applaus in ontvangst nam, maar dit geheel terzijde natuurlijk.

Van oudsher was de onderlinge van Dam Club Huizum altijd een vooral gezellige bijeenkomst; Auke Scholma (lid van onze club van 1975 t.e.m. 1981) blikte in de Leeuwarder Courant van 4 april 2007 terug op die periode: "In de onderlinge, die ook nu nog wordt verspeeld in de mooiste zaal van café Tivoli, was er onder de partijen vaak tijd voor een praatje. De meeste leden hadden er een harde werkdag op zitten en beschouwden de wekelijkse clubavond als een uitje. Dat kwam wel de spanning, maar niet altijd het spelniveau ten goede".

Halverwege de jaren 70 (van de vorige eeuw) was Jannes van der Wal lid van Dam Club Huizum; in een interview met "De Vriendendamkring" schetste hij de sfeer van toen: "Op de onderlinge wordt zeer fanatiek gestreden. Wij gebruiken de beste vorm van training, namelijk het partijspel. Toch voert het gezelligheidselement de boventoon".

Aanschouwen . . .

Ook tegenwoordig is de onderlinge nog steeds een bonte verzameling mensen die hun beste beentje voorzetten op de clubavond; een ieder doet dit op zijn eigen manier. De één is (op zijn manier) heel rustig, bij het nonchalante af, maar je ziet/voelt ook bij hem de onderhuidse spanning.
Een ander heeft de spanning minder goed onder controle en is juist heel druk; allen wachten af hoe de paring zal uitpakken; wie wordt de tegenstander van de avond? Een enkeling probeert de competitieleider te beïnvloeden: "Ik wil niet tegen hem, want ik ben niet in vorm" of juist het tegenovergestelde: "Kan ik niet tegen hem(?), want daar heb ik al een tijdje niet tegen gespeeld"; bij navraag blijkt dat het nog maar 3 weken geleden is dat de beide heren elkaar bekampten. In ieder geval, men is van te voren dus al bezig met de strijd.

Nadat de paring bekend is gemaakt, beginnen de partijen. In het begin wil er nog weleens wat rumoer zijn, maar al spoedig wordt het stiller en stiller; vroeger hoorde je dan de klokken tikken, maar dat is tegenwoordig helaas niet meer zo. Gedurende de avond neemt de concentratie toe, de spanning stijgt; zo ook het voetenwerk (!?). Het non-verbale gedrag is prachtig om te aanschouwen en het voetenwerk
lijkt er het meest representatief voor. Als het heel spannend wordt dan zie je dammers die hun voeten vreemd genoeg niet meer stil kunnen houden, driftig, staccato, nerveus tikken de voeten op de vloer. Anderen hebben vanaf het begin van de partij het éne been over het andere geslagen en is het juist 'de zwevende voet' welke niet meer  'rustig te krijgen is'. Zo lang de tafel niet meetrilt is zo'n voeten-tic onschuldig. Weer anderen hebben de voeten juist stevig op de vloer geplaats en zitten recht achter het bord; gebogen hoofd tussen de handen, de ellebogen op de tafel zorgen voor stevigheid, romp evenwijdig aan de tafel. Dan zijn er ook nog zij die de voeten om de stoelpoten hebben geklemd en zitten dan voorovergebogen naar het bord te turen, deze houding omschrijft zich het best als getergd. Om de spanning even kwijt te raken gaat een dammer vaak even wandelen; even de stress uit de spieren lopen, maar ondertussen wel de tegenstander in de gaten houden. Ja, als je er oog voor hebt, dan gebeurt er veel op zo'n clubavond.

Later . . . 

Na afloop van een spannende partij wil men graag analyseren, wat weer weerstand oproept bij sommigen die nog zitten te spelen. Zelf zoek ik vrijwel direct na de partij de stamtafel in de gelagkamer op, ook daar valt nog van alles te beleven. Op een gegeven ogenblik komt er iemand binnen die duidelijk ontevreden is, dus het "heb je verloren?" is dan logisch. "Nee nog niet, ik pruts nog even door, want ik heb onnodig een schijf verloren". Kijk, dan ga ik zitten nadenken: "Kan je ook nodig een schijf verliezen dan?", maar de ontevredene is al weer weg met twee biertjes, in de hoop dat de alcoholische versnapering zijn tegenstander mild zal stemmen. Onnodig is in dit geval een synoniem voor "ik heb een stomme blunder
begaan".

Veel later . . .

Als alle partijen zijn afgelopen gaan sommigen direct naar huis, anderen nemen nog even de wereld-problemen door en dan zijn er nog de 'doorhalers' die onder het mom van 'vrijdagochtend bestaat niet' nog enkele extra  consumpties het keelgat ingieten, maar ook zij zullen alras huiswaarts keren. Van dammers wordt gezegd dat het individualisten zijn, bij voorkeur voorafgegaan door bijvoeglijke naamwoorden als 'pure' of 'onverbeterlijke'. Hoe vaak hoor je niet:
"Een dammer speelt niet voor een team, maar voor zichzelf". Maar wat kunnen teamgenoten een intense belangstelling hebben voor elkaars partijen. Dammers mogen dan tijdens hun partijen individualisten zijn, na afloop voegen velen zich bij de roedel gezelligheidsdieren.

Vroeg . . .

Vanaf aanstaande donderdag dus, aanvang 20.00 uur, graag ruim van te voren aanwezig zijn, want dan kan de paring plaats vinden. U kunt natuurlijk (als lid en/of nieuw lid) ook later instromen; de onderlinge duurt tot juni (2015)! 
 
Afsluiten . . .

Een gemiste kans uit onze onderlinge van afgelopen seizoen.

Deze stand komt uit de 32ste ronde (1 mei 2014) en na de 47ste zet van zwart (19-24). Beide spelers zaten in hevige tijdnood en daardoor werd hier een puntendeling overeengekomen.  De witte schijven waren in handen van de Hoogeveense tablet-winner, de zwarte werden bestuurd door Bart Adema, maar . . . Wit had hier kunnen uithalen met een fraaie rondslag (zoals de computer later aangaf): 48.  37-31  (26x37),  32x41  (21x23),  10-5  (18x27),  5x43 ! 

Tot slot een oefening voor zij die de hele zomer (dammend) hebben stil gezeten:

Ja, ja, wit is aan zet! Zoals u ziet kan wit op twee manieren slaan: 49x9 of 48x8, nu is de vraag: maakt het verschil voor de uitslag?

We bespreken de antwoorden aanstaande donderdag wel. 


zaterdag 16 augustus 2014

Opvoeden tot genie...8

Door Tjalling van den Bosch
 
Dit wordt het achtste en laatste epistel uit de Polgár-cyclus. 
Laszlo Polgar: "Maximale score".

Drie maanden geleden liep ik door het prachtige dorpje Langweer. In de hoofstraat is een winkel in tweedehands boeken, echt zo'n ouderwetse met een enorme verscheidenheid aan oude boeken en hier en daar een stoel of een krukje, waarop je rustig kunt gaan zitten lezen. Mijn hart gaat vaak open in dergelijke etablissementen; die bewuste zondag vond ik daar een boek van journalist Ed van Eeden, tevens een schaakliefhebber. Het 158 pagina's tellende boek draagt als titel De Polgar-zuster met als ondertitel of: de creatie van drie schaakgenieën. Het boek is uitgegeven in 1990, het jaar waarin de zusjes Polgár respectievelijk 21, 16 en 14 jaar werden; het boek handelde vooral over het opvoedings-experiment en het begin van de schaak-carrières van de Hongaarse schaakzusjes.

Ik heb altijd grote interesse gehad voor het opvoedings-experiment van László en Klára Polgár-Alberger. Veel wetenschappers hebben hun licht laten schijnen op dit project. De meesten waren zeer sceptisch, maar vrijwel allen gingen voorbij aan de voornaamste doelstelling van de ouders, namelijk: hun dochters moesten gelukkige mensen worden. László schreef o.a. in zijn boek: het opvoeden tot genie is de zekerste weg naar geluk. Dat László (en later ook Klára) de stelling poneerde dat: de school intelligente leerlingen eerder demotiveerde dan motiveerde, riep natuurlijk de nodige weerstand op.  Het Polgár-experiment is mijns inziens echter te beperkt om hoogdravende  conclusies te trekken; het heeft wel aangetoond dat de dochters geweldige schaaksters werden, terwijl er in de families (van beide kanten) geen schaaktalent van enig belang huisde.
 
Ook heeft het opvoedings-experiment aangetoond (feministes opgelet), dat vrouwen gelijkwaardig kunnen zijn aan mannen, als het om denksporten gaat! Dus weg met de kampioenschappen voor vrouwen en de prijzen voor de beste vrouw, het is pure discriminatie!! Het ongelijk van Hein Donner ("vrouwen kunnen er niets van en ze leren het ook nooit") en Bobby Fisher ("ik kan iedere vrouw ter wereld een stuk en
een zet voorgeven en ik win nog") is er ook door aangetoond. Wetenschapper drs. B.H. Wilders twijfelde (in 1991) aan de hechtheid van de familie Polgár op de lange duur. Hij voorzag grote problemen als één (of meerdere dochters) het schaken de rug zou(den) toekeren; ook deze twijfel lijkt slechts suggestief.
De leden van de familie Polgár zijn zeer aan elkaar gehecht en hebben allemaal, ondanks dat ze wijdverspreid over onze aardbol zijn uitgewaaid, nog dagelijks contact met elkaar, terwijl Zsófia het schaken op een we heel laag pitje heeft gezet.
 
Natuurlijk was het opvoedings-experiment zwaar; zeker voor de dochters, maar zoals Judit een paar jaar geleden opmerkte: "voor ouders is het bijna niet te doen". Om u een idee te geven hoe een dag (thuis) er voor de meisjes (in de beginjaren) uitzag. 06.00 uur opstaan - van 07.00 tot 10.00 sporten (zwemmen, tafeltennis) - 11.00 tot 17.00 studie (eerst nog algemeen en schaken, later alleen nog maar schaken) - 19.00 uur tot hooguit 22.00 uur was er gelegenheid om mensen te ontvangen (journalisten), theaterbezoek, muziek en als de meisjes het wensten, snelschaken. In huize Polgár was wel een televisie, maar die werd alleen aangezet als er een (zorgvuldig uitgekozen) interessante film op was. Dagelijks nieuws vonden de ouders totaal onbelangrijk en in onbelangrijke zaken moest je vooral geen energie stoppen (!); ook moderne muziek en literatuur vonden ze onbelangrijk. 
De vader stelde dat je in plaats van Oorlog en vrede te lezen, je beter een taal kon leren. De meisjes kregen als leesvoer uitsluitend kennis vermeerderende, wetenschappelijke uitgaven onder ogen en natuurlijk schaakboeken. Ik vergeet bijna nog te vermelden: 7 dagen in de week, dus zonder rustdagen! En toch, en toch . . . László en Klára gedroegen zich nimmer als bijvoorbeeld veeleisende tennis-vaders of kunstrijd-moeders!
 
Bronvermelding . . .
 
Ondanks dat ik het Polgár-project jarenlang zijdelings volgde, heb ik er toch het nodige van meegekregen; door het boek van Ed van Eeden kwam alles weer bovendrijven. Het boek van László Polgar zelf, Nevelj Zsenit (in het Engels: Bring up Genius), is ook één van mijn favorieten, alhoewel ik niet alles wat de schrijver predikt voor zoete koek slik. 
Het boek werd geschreven voordat de meisjes werden geboren; in het boek van Ed van Eeden staat dat het boek pas in 1989 is uitgegeven, maar dat betreft volgens mij de Engelse vertaling. Verder kwamen weer diverse verhalen uit het schaakmagazine Matten goed van pas, alsook het hoofdstuk over Judit Polgár uit het boek van Jan Timman, Schakers portretten. Door de jaren heen heb ik vrijwel alles gelezen, wat binnen mijn gezichtsveld kwam, over de Polgárs.
 
De epistels over het Polgár-project die ik u de afgelopen maanden heb voorgeschoteld  zijn niet bedoeld als een soort levensbeschrijving van de Polgárs; het is zelfs geen biografische schets. Door de jaren heen kwamen de verhalen over het opvoedings-experiment tot mij (via anderen) en hebben zich in mijn brein vastgezet. Kortom, het zijn meer een soort hersenspinsels die ik aan het (digitale) papier heb toevertrouwd, met dank aan Ed van Eeden. Van Eeden is heden ten dage voorzitter van de Utrechtse schaakclub Oud Zuylen en debuteerde in 1999 als romanschrijver; hij gebruikt vaak de pseudoniemen: Steven Klamm en Debbie Hogewind, ad acta.
 
De uitsmijter is voor moeder Klára, op de vraag wie het grootste genie is in het gezin: "Het enige genie in ons gezin is mijn man, want hij heeft met zijn methode de maximale score behaald".
 

 

zondag 10 augustus 2014

Opvoeden tot genie...7

Door Tjalling van den Bosch

Deze keer in de Polgár-cyclus de dritte im bunde.

Judit
Judit Polgar: Linares 1994

Judit werd geboren op 23 juli 1976. Als jong meisje had ze lang, roodachtig haar en was ze opvallend fotogeniek. Anders dan bij haar zusters was het voor de jonge Judit heel normaal, dat ze op jonge leeftijd schaakpartijen won van mannen die haar vader, soms zelfs haar grootvader, hadden kunnen zijn (haar zusters deden dat immers ook). 
Ook de Polgárs constant omringende publiciteit was voor haar de normaalste zaak van de wereld. Judit werd, in 1987, door een gerenommeerd Brits schaakblad omschreven als 'de kleinste en meest dodelijke Polgár' en 'de toekomstige sterkste vrouwelijke schaker ter wereld'. Dergelijke publicaties  hadden geen zichtbaar effect op haar manier van doen; Judit is wars van sterallures. Als jong meisje al was Judit de meest huiselijke van de zusters; thuis met het hele gezin vond ze prachtig en ze volbracht de huishoudelijke taken met plezier. 

De snelheid waarmee Judits ster rees, kende geen equivalent in de geschiedenis van het schaakspel. Op 12-jarige leeftijd had zij al een schaak(elo)rating van 2550; schaakgrootheden als Bobby Fisher en Gary Kasparov bereikten die rating pas op 15-jarige leeftijd! Anders dan dat bij Zsuzsa en Zsófia het geval was, bestond Judits carrière uit een gestaag opgaande lijn, zonder breekpunten. Nadat ze in 1986 en in 1988 het wereldkampioenschap bij de meisjes en de jongens (!) had gewonnen, werd besloten om haar niet meer aan toernooien met sexe-genotes te laten deelnemen. De toevoeging 'bij de mannen' zullen we verder in dit epistel dan ook achterwege laten.   

Judits palmares is ongelooflijk. 
Het lijkt wel of ze van hoogtepunt naar hoogtepunt schaakte; reeds voor haar
twaalfde had ze de normen voor de titel Internationaal Meester gehaald. Toen ze 15 jaar en 4 maanden oud was mocht ze zich officieel Internationaal Grootmeester noemen toen de jongste ooit! Het leverde haar een vermelding in het Guinness book of records op. Dat was voor de Polgárs trouwens ook geen nieuws onder de zon, de zusjes staan meer dan 50 keer vermeld in het Engelse recordboek. Het voert te ver (oké, het is te veel werk) om alle triomfen van Judit voor het voetlicht te halen; mocht u daar toch behoefte aan hebben dan raad ik u het boek uit 2004 van Tibor Karolyi, Judit Polgár, the Princess of Chess, aan. Uiteindelijk behaalde Judit een elo-rating van 2735 en kwam ze in de top 10 van 's werelds beste schakers terecht. Om haar talent te duiden, is misschien het onderstaande verhaaltje wel het meest kenmerkend:

Anekdote . . .

In 1985 lag Judit al te slapen (ze was toen net 9 jaar), terwijl haar oudste zuster (Zsuzsa) nog zat te analyseren met een buitenlandse meester (naam werd niet genoemd). Ze kregen een meningsverschil over de afwikkeling van een toreneindspel. In plaats van een eindspel-encyclopedie te raadplegen, stelde Zsuzsa voor haar jongste zusje om een oordeel te vragen. Haar ouders vonden het goed dat Judit uit bed werd gehaald. Nauwelijks wakker bekeek zij de stelling en gaf meteen een winstvariant, die bij controle in de naslagwerken correct bleek te zijn.

Volgens schaakkenners had Judit het in zich om wereldkampioen te worden! Dat ze deze titel niet heeft behaald ligt volgens deze kenners niet aan het talent, maar aan het feit dat ze nimmer een goed team van specialisten om zich heen heeft verzameld. Voormalige wereldkampioenen als Karpov en Kasparov hadden juist wel de elite uit de schaak- én medische wereld tot hun beschikking! Overigens werd dit (door dezelfde schaakkenners) ook als een tekortkoming van onze eigen Jan Timman gezien. Kortom Judit was wereldkampioenwaardig!
Rond de eeuwwisseling veranderde er het nodige in het leven van de 'jongste Polgár'; haar hond Bobi werd ziek (!?). Judit nam haar lievelingsdier mee naar de dierenarts, deze schreef een medicijn voor en vertelde dat Bobi snel weer zou opknappen. Dit ging Judit schijnbaar niet snel genoeg, want enkele dagen later stond ze weer voor de neus van de dierenarts, die alleen maar kon constateren dat de medicijnen hun werk goed deden. Wederom herhaalde zich de situatie, maar het kwartje viel nog niet bij de dierenarts, die de naam van Gusztav Font draagt; dus maakte Judit enkele dagen later opnieuw een reisje naar de dierenarts . . .
Judit en Gusztav trouwden in de zomer van 2000. Jan Timman was als enige schaakgrootheid aanwezig bij het huwelijk! Timman had schijnbaar een speciaal plekje in het hart van Judit veroverd, want ze hield verder privé en schaken strikt gescheiden.  Het schaaktijdschrift New In Chess vroeg Timman om een paar foto's van het bruidspaar te maken, maar Judit verbood dit ten strengste. Jan probeerde het nog met "maar ze vermoorden me als ik geen foto's maak", waarop Judit hem duidelijk maakte, dat ze zeer op hem gesteld was en dat ze dan ook zeker naar zijn begrafenis zou komen . . .

Judit en Gusztav bleven, tot grote vreugde van haar ouders, in Boedapest wonen. Uit het huwelijk kwamen twee kinderen voort; in 2004 werd zoon Olivér geboren en twee jaar later dochter Hanna. Judit schaakt nog steeds, maar zoals reeds in het begin van dit epistel werd gesteld is zij zeer huiselijk ingesteld en verblijft dan ook het liefst thuis, in gezelschap van man en kinderen. In 2013 veegde Judit de voormalig wereldkampioen-uitdager Nigel Short nog van het bord in een match; maar tegenwoordig zijn schaaktoernooien voor Judit vooral een vakantie, even weg van de dagelijkse beslommeringen. zoals ze zelf zegt. Kortom, de echte 'drive' lijkt (voorlopig?) niet meer aanwezig. In 2014 werd Judits boek from GM to Top Ten uitgeroepen tot hét schaakboek van het jaar (2013).

Judit is gelukkig en heeft een uitgesproken mening over haar opvoeding: "ik zou het fantastisch vinden als mijn kinderen ook een dergelijke jeugd, als ik, zouden meemaken, maar voor de ouders is het niet te doen" . Wel is ze begonnen om haar kinderen te onderwijzen in  diverse talen (Engels, Spaans, Russisch, ze twijfelt nog over het Chinees), want iets dat je op zeer jonge leeftijd meekrijgt, verleer je nimmer. Overigens schrijft zij haar naam nog steeds zoals die in haar paspoort staat: Judit Polgár.  Als ze haar notatiebiljet na afloop van de partij ondertekent, maakt ze steevast een smiley in de hoofletter J. 

wordt vervolgd . . .    



maandag 4 augustus 2014

Opvoeden tot genie...6

Door Tjalling van den Bosch

Nadat we vorige keer de oudste telg uit het huwelijk tussen Klára Alberger en László Polgar onder de loep namen, is het nu de beurt aan dochter nummer 2:

Zsófia. 
Zsófia Polgar


Zsófia Polgár werd geboren op 2 november 1974. Reeds op jonge leeftijd kon ze
goed met mensen omgaan; ze was tenger, aantrekkelijk, gevoelig en (anders dan haar zusjes) zeer modebewust. Nadat, anderhalf jaar later, ook dochter nummer 3 (Judit) was geboren werd het al snel duidelijk dat de twee jongste zusjes veel met elkaar zouden optrekken; ze hingen als het ware aan elkaar, zag je de één, zag je de ander (en maar giechelen).Daar waar de oudste, die in de eerste 5 jaar van haar bestaan nauwelijks contact had met leeftijdsgenoten, waren de twee jongsten veel met elkaar aan het spelen en ravotten.

Anders ook dan Zsuzsa had Zsofiá altijd direct een mening, over van alles en nog wat en had ze nogal eens andere opvattingen dan haar ouders. Zsofiá is wat bescheidener dan haar jongste zusje; als Judit er niet zou zijn geweest, zou Zsofiá wereldwijd hebben gegolden als de beste jonge schaakster uit de geschiedenis, maar door de prestaties van haar zusje stond Zsofiá nogal eens in de schaduw. Toch was ook Zsofiá in eerste instantie begeistert door het schaken; volgens een bekende anekdote trof haar vader haar eens midden in de nacht aan op de wc, met een schaakbord op haar knieën.
"Waarom laat je de stukken niet even met rust" moet László haar hebben gevraagd. "De stukken laten mij niet met rust" was het antwoord.

Qua schaakstijl was de jonge Zsofiá de meest impulsieve van de zusjes. Als ze kon kiezen, speelde ze vrijwel altijd op de aanval of op een combinatoire beslissing. Daardoor bracht haar spel ook altijd de nodige risico's met zich mee; een foutje van haar kant was dan ook vaak direct beslissend. Vaak 'zag' ze het echter wel goed en ze heeft dan ook de fraaiste overwinningen behaald en ook (volgens schaakkenners) opzienbarende (winnende) offers op haar naam staan. Verder was ze op jonge leeftijd, net als haar zusjes, goed geschoold op de 64-velden; de openingstheorie kende nauwelijks nog geheimen voor haar en ook in het midden- en eindspel vloeiden de (goede) zetten haar op een natuurlijke manier uit de vingers. Daardoor was ze reeds op jonge leeftijd zeer succesvol: op vijfjarige leeftijd werd Zsofiá reeds Hongaars jeugdkampioen tot 12 jaar! Als 11-jarige werd ze tijdens de Jeugdwereldkampioenschappen in Puerto Rico eerste bij de meisjes tot 16 jaar en tweede bij de jongens (achter de toen 14-jarige Joël Lautier uit Frankrijk)!

Na het geweldige begin kwam er een rare knik in de carrière van Zsofiá; ze stond, als 12-jarige, op de drempel om Internationaal Meester bij de mannen te worden. Dit lukte telkens net niet, soms had ze slechts een ½ punt uit 3 partijen nodig, maar in plaats van rustig op remise te spelen, knalde ze er telkens compromisloos in én evenzovele malen verloor ze! Deze negatieve spiraal hield vreemd genoeg een paar jaar aan, maar toen kwam in 1989 (op 15-jarige leeftijd) het Torneo Magistrale te Rome, dat later in de internationale schaakpers werd omschreven als de 'Sack of Rome'. Zsofia won dit internationale grootmeestertoernooi (bij de mannen!) met een onwaarschijnlijke score van 8½ uit 9; de Russische grootmeesters Tsjernin en Dolmatov volgden op eerbiedwaardige achterstand; gedeeld tweede met 6½ uit 9. De toernooi-prestatie-rating van Zsofiá was meer dan 2900 (!!), de enige speler die ooit een hogere toernooi-prestatie-rating (tot dat moment) behaalde was Bobby Fisher, die tijdens het Amerikaans kampioenschap van 1964 11 uit 11 scoorde, hetgeen hem het haast onwaarschijnlijke aantal van 3138 tpr opleverde. Zsofiá behaalde, ook later nog, verbluffende schaakresultaten, maar anders dan haar twee zusjes miste ze de drang om op het hoogste niveau te blijven acteren en te presteren. Ze werd dan ook niet, in tegenstelling tot haar zusjes, Internationaal Grootmeester bij de mannen; wel bij de vrouwen natuurlijk alsook Internationaal Meester bij de mannen.

Toen ze nog maar 21 jaar was, koos ze ervoor om naar Israël te emigreren, daar zou ze vier jaar later (in 1999) trouwen met Yona Kosashvili (ook een GMI); ze kregen twee zoons, Alon en Yoav. Zsofiá ontwikkelde in die tijd vooral haar creatieve geest; ze ging schilderen en beeldhouwen. Begin deze eeuw emigreerde ze met man en kinderen naar Canada; in Toronto bouwden ze een nieuw bestaan op. Het schijnt (want ik heb het niet precies kunnen achterhalen) dat Zsófia sinds 2012 weer in Israel woont.Tegenwoordig is ze (volgens haar site) vooral in de weer als kunstenares en 'freelance designer', maar ook nog steeds als schaaktrainster. Verder houdt Zsofiá van uitgaan en reizen; tijdens de vele buitenlandse tripjes komt haar talenkennis goed van pas; ze beheerst o.a. Hongaars, Engels, Russisch, Duits en Hebreeuws en waarschijnlijk ook het Esperanto. Ze is blij dat ze zich uiteindelijk heeft overgegeven aan haar echte passie: de kunst. Alhoewel, ze zegt geen seconde van haar schaak-carrière te hebben willen missen. Net als haar oudste zuster schrijft Zsofiá haar naam tegenwoordig iets anders; op haar website schrijft ze deze als: Sofia Polgar.

Ook net als haar oudste zuster dankt Sofia haar ouders voor haar opvoeding, maar of zij haar kinderen ook zo opvoedt, is mij niet duidelijk geworden.

Tot de volgende keer . . .  




vrijdag 1 augustus 2014

Opvoeden tot genie...5

Door Tjalling van den Bosch

In het laatste epistel, over de familie Polgár, liet ik u achter met de constatering dat het crescendo ging met de schaakfamilie uit Hongarije. Hoe is het de dochters verder vergaan? Laten we ze eens , één voor één, de revue laten passeren.

Zsuzsa.
Bescheiden mening....

Haar officiële naam is Zsuzsana Polgár en ze werd geboren op 19 april 1969. De eerste indruk van de nog jonge Zsuzsa was die van een 'ernstig' meisje, iets dat mede veroorzaakt werd door de nogal Oosteuropees aandoende bril; grote glazen en een zwart hoornen montuur. Ze is stevig gebouwd, atletisch en ze kan zich goed concentreren. In haar manier van doen is ze bedachtzaam en evenwichtig; ze praat zacht, is voorkomend en vriendelijk. Vanwege haar talenkennis (reeds op zeer jonge leeftijd) onderhandelde ze in de beginjaren van het Polgár-project vaak voor het gezin, als er bijvoorbeeld geldelijke afspraken moesten worden gemaakt. Zsuzsa spreekt maar liefst acht talen: Hongaars, Russisch, Duits, Engels, Frans, Spaans, Bulgaars en natuurlijk de favoriete taal van haar vader Esperanto. De jonge Zsuzsa hield verder, net als haar zusjes, van zwemmen, tafeltennis, muziek en reizen, ook had ze toen al grote interesse in architectuur en kunst. In interviews noemt haar moeder haar oudste dochter doorgaans een 'lief en gemakkelijk' meisje, waarmee ze zelfs in de puberteit vrijwel nooit problemen heeft gehad.

Zsuzsa (vijf jaar lang enig kind), die in de beginjaren van haar schaakstudie nauwelijks goede trainers heeft gehad, bemoeide zich later zeer intensief met de schaak-opleiding van haar jongere zusjes. Ze is nooit jaloers geweest als haar zusjes beter presteerden dan zijzelf. In veel opzichten heeft Zsuzsa de weg gebaand voor haar zusjes.De moeilijkheden (met school, schaakbond en overheid) werden vaak over haar hoofd uitgevochten. Ze was natuurlijk, als zeer jong en goed schakend meisje, een bezienswaardigheid, ook iets waar je mee moet leren omgaan.

Toen László begon met de schaakopvoeding van zijn oudste dochter, nam hij de loopbaan van Anatoli Karpov als voorbeeld.
Die keuze was begrijpelijk, omdat Karpov op dat moment wereldkampioen was en veruit het beste schaak speelde. Achteraf heeft haar vader meermalen gesteld, dat die keuze één van zijn grootste fouten is geweest. De manier waarop Karpov zich had ontwikkeld leek ideaal, maar liep, bij nader inzien, enkele jaren achter bij die van de aanstormende Gary Kasparov, zijn opvolger. Karpov's stijl van schaken schijnt voor kenners duidelijk te herkennen zijn in de manier van schaken van de jonge Zsuzsa: solide, technisch begaafd en een precieze positionele benadering. Haar zusjes werden vanaf het begin op de Kasparov-leest geschoeid. Zsuzsa moest een inhaalslag maken, maar ondanks een kleine stagnering in haar schaakprestaties, maakte ze die met succes. In eerste instantie deed de oudste dochter mee aan vrouwen-schaaktoernooien, maar nadat ze op 12-jarige leeftijd afgetekend een vrouwengrootmeestertoernooi (in het Bulgaarse Varna) had gewonnen, met 9 punten uit 11 partijen, was het voor haar vader duidelijk dat de lat hoger moest worden gelegd.
Hij liet Zsuzsa vanaf dat moment eigenlijk alleen nog maar aan mannenschaak-toernooien meedoen, alleen voor het vrouwenschaakwereldkampioenschap maakten ze een uitzondering. In 1984 werd ze de jongste (mannen-) Internationaal Meester uit de geschiedenis van de Wereldschaakbond; dus nog eerder dan bijvoorbeeld Bobby Fisher en Gary Kasparov! Er kwamen meer successen en in 1991 werd ze Internationaal Grootmeester; bij de mannen wel te verstaan! Ze was de eerste vrouw die daar in slaagde en zou later (en tot op heden) alleen nog gezelschap krijgen van haar jongste zusje.

In 1992 won ze, met grote overmacht, het kandidatentoernooi dat haar de wereldtitel bij de vrouwen moest brengen: daarvoor diende eerst nog Nana  Ioseliani te worden verslagen; dit lukte niet, de tweekamp eindigde in een gelijkspel (4-4) en toen werd besloten, tegen haar wil, om de winnares via loting aan te wijzen . . . Zsuzsa verloor!  Na wederom een hele cyclus moest ze zich in 1994, in de finalematch (om de
wereldkampioene uit te mogen dagen) tegen Maia Chiburdanidze, opnieuw bewijzen. Zsuzsa was oppermachtig en won de match met 5½-1½. In 1996 trad ze dan daadwerkelijk aan in een tweekamp om de vrouwen-schaak-wereldtitel; de Chinese Xie Jun was haar opponente.Zsuzsa, inmiddels 27 jaar, liet er geen gras over groeien en verpulverde de wereldkampioene met 8½-4½; eindelijk bezat ze dan de titel sterkste schaakster van de wereld. Gezien haar rating was ze al 10 jaar lang 's werelds beste vrouw, temeer daar Zsuzsa haar hoge rating voornamelijk had behaald tegen mannelijke tegenstanders, anders dan al haar vrouwelijke collega's!

Privé veranderde daarna (na het winnen van de wereldtitel) het nodige; Zsuzsa trouwde met de Amerikaan Paul Truong en dat betekende ook een verhuizing naar het land van Uncle Sam. In 1998 beviel ze van haar eerste kind, een zoon (Tom); het was ook het jaar dat ze haar wereldtitel moest verdedigen. Xie Jun was, na een (wederom) jarenlange strijd, als winnares aangewezen en mocht, in 1998,  de wereldkampioene uitdagen; Zsuzsa vroeg enige maanden uitstel, omdat ze net was bevallen. De F.I.D.E. besloot in al haar (on)wijsheid dit verzoek NIET te honoreren en stripte Zsuzsa van haar wereldtitel!!! Ze protesteerde natuurlijk, maar vond geen gehoor; ze sleepte de schaakbond voor de rechter, die stelde haar in het gelijk, maar de F.I.D.E. negeerde, hautain, de opgelegde schadevergoeding. Uiteindelijk, na jaren van strijd, stelde ook het C.A.S. (Court of Arbitration for Sports) haar in het gelijk, hiervoor konden de bestuurders van de Wereldschaakbond niet doof blijven, ze waren per slot van rekening aangesloten bij het C.A.S. Zsuzsa kreeg 25.000 US dollars schadevergoeding, maar er was iets in haar geknakt, ze trok zich terug uit het internationale schaakwereldje.

Niet dat ze het schaken ansich de rug toekeerde. Vanuit Amerika bleef ze betrokken bij haar favoriete sport: ze schreef schaakboeken, richtte een stichting op die het schaken voor vrouwen en jeugd in de V.S. stimuleerde en werd schaaktrainster van een universiteitsteam. Zsuzsa schrijft haar voornaam sinds ze Amerikaans staatburger is als Susan; ook het streepje op de laatste klinker van haar achternaam laat ze tegenwoordig weg. Tevens verruilde ze haar grote hoornen bril voor contactlenzen; naar mijn bescheiden mening is dit haar uiterlijk ten goede gekomen. Begin deze eeuw richtte ze SPICE op: dat staat voor Susan Polgar Instute for Chess Excellence; deze organisatie runt een programma voor schaaktalenten, organiseert wedstrijden en nog veel meer. Susan Polgar schaakt zo nu en dan ook nog wel; in 2005 speelde nog een vriendschappelijke tweekamp tegen Anatoli Karpov. Deze match eindigde in een gelijkspel, 3-3, met elk 2 overwinningen en evenzovele remises.

Natuurlijk kreeg Zsuzsa (net als ieder ander) te maken met tegenslagen; na haar eerste kind, (zoon Tommy in 1999), werd in 2000 haar tweede zoon geboren (Leeam), maar helaas hield haar huwelijk geen stand. In 2002 scheidde ze van Paul Truong, waarna ze als single mother verder ging, ze bleef echter wel in de Verenigde Staten wonen. Susan is tegenwoordig, naar eigen zeggen, zeer gelukkig en dankt haar ouders voor haar opvoeding. Of ze haar eigen kinderen ook zo opvoedt is mij niet bekend.

Volgende keer laten we ons licht schijnen op Zsófia.