woensdag 27 april 2016

NK Algemeen...

Door Tjalling van den Bosch

Zoals de meeste dammers wel zullen weten is bijna twee weken geleden Alexander Michajlavitsj Baljakin (geboren: 8 april 1961) voor de zesde maal in zijn imposante dam-carrière Nederlands Kampioen Dammen Algemeen geworden (wanneer komt er eens een NK Mannen? - vrouwen hebben toch ook hun eigen NK!!).

Baljakin verzamelde 14 punten uit 11 partijen, evenveel als de uit Zeeland afkomstige Ben Provoost; de winnaar had echter drie zogenaamde plus-remises behaald en de nummer twee  geen één (wat heet(?), Provoost had twee min-remises 'staan'). Provoost ging met het zilver aan de haal en Auke Scholma met het brons (als enige 13 uit 11).
Het toernooi werd gehouden in Enschede; ook nu geldt: Hulde aan de organisatoren (Paul van Veen, Jeroen Goudt, Jon Schoo, Ben Smeenk en vele, vele helpers)! Voor meer informatie over het toernooiverloop en partijanalyses verwijs ik u graag naar de vakpers; waar ik het met u over wil hebben zijn de:

Plusjes en minnetjes . . .

Net als bij het NK voor Vrouwen speelden bij de mannen de plus- en min-remises een grote rol.
Zoals ik in het vorige epistel aangaf, heb ik mij nooit verdiept in deze materie, om de doodeenvoudige reden dat ik (als liefhebber) nog nooit in een situatie terecht ben gekomen waar dit (plus- en min-remises)  speelde.

Bij het NK Vrouwen ontstond er in eerste instantie de nodige commotie over het feit, dat Heike Verheul in haar partij (uit de derde ronde) tegen Stella van Buuren een plus-remise opeiste. Velen vonden dit niet terecht; achteraf blijkt echter dat Verheul het bij het rechte eind had.
Nadat ik mij iets meer in de materie had verdiept, kwam ik tot de conclusie, dat het een wereld op zich is én dat veel dammers die wel degelijk van doen hebben met dit voor- of nadeeltje er eigenlijk ook maar weinig vanaf weten ...!
Een voordeel-remise berust op de gedachte, dat diegene, die in een gewone remisestand voldoende schijfvoordeel heeft (of kan bewerkstelligen), een plusremise kan claimen. Naar aanleiding van de gememoreerde partij kom ik tot de onderstaande conclusie (voorbeeld):

Wat blijkt nu . . . ? Zwart (nu nog in ondertal!) kan vanuit deze stand op een voordeelremise aansturen!! De zwarte schijven worden dammen en kunnen daarna vangstellingen gaan opbouwen door gebruik te maken van de witte schijven op 20 en 25! Wit moet, om verlies te voorkomen, zowel schijf 20 als 25 weggeven en dan heeft zwart voldoende voordeel ('een dam telt voor twee' - om een plusremise te kunnen claimen moet men drie schijven meer hebben -) voor een plusremise.

Poeh, dat is nogal wat; één plusje meer dan je tegenstander betekent dat deze een vol punt op je moet winnen om je 'voorbij' te gaan!
Dat (winnen) is in het huidige topdammen een groot probleem. Genoeg aandacht besteed aan iets waar uw penneleur gelukkig nooit iets mee te maken heeft gehad (gebrek aan talent heeft zo zijn voordelen).

Iets anders . . .

Het NK Dammen Algemeen liet ook iets anders zien; het deelnemersveld bestond voor een groot deel uit (mijn inziens) jonge, stoere, hippe (of moet ik zeggen vette) mannen die ook verbaal hun mannetje kunnen staan, maar . . . wat zien ik . . .? Juist die categorie blinkt uit (of beter gezegd: vallen op) door een soort rusthuis-dammen (with all due respect of course) waar weinig kraak of smaak aan zit. Juist van dit soort jongemannen verwacht ik eigenlijk iets meer do or die, in plaats van het voorzichtige gemanoeuvreer op de honderd velden . . .

Ik verwacht van geen enkele topdammer dat hij (of zij) de nek in de strop steekt, maar een beetje meer geldingsdrang (wil om te winnen) zou geen kwaad kunnen (m.i., maar dat had u al begrepen).

We sluiten het NK Dammen Algemeen (en dit epistel) af met 'de cijfertjes':
66 partijen
17 maal winst/verlies is 26%
13 maal plus-/minremise is 20%
36 maal remise is 55%.
Dus ongeveer een kwart 'echte beslissingen', ondanks dat er in dit toernooi de nodige
fouten (blunders, maar ook gemiste kansen!) werden gemaakt.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten