Wereldkampioen is Jan Timman nooit geworden. Als enige Nederlander bestijgt Max Euwe in 1939 de hoogste schaaktrede. Toch wordt Timman algemeen gezien als de grootste Nederlandse schaker ooit. De Russen Karpov en Kasparov waren een klasse apart, maar Timman werd beschouwd als ‘ The Best of the West’ en behoorde twintig jaar lang tot de absolute wereldtop.
In de biografie ‘De geest van het spel’ van John Kuipers wordt de unieke carriere van Jan Timman op meeslepende wijze beschreven. Het boek is ook een hommage aan de schaker, die bekend staat als een bon-vivant en met volle teugen van het leven geniet.
Na het stedelijk gymnasium van Amsterdam laat de jonge Timman de collegebanken links liggen en kiest voor een carrière als profschaker. Aanvankelijk reist hij met boezemvriend Hans Böhm in een busje door Europa om aan (snel)schaaktoernooitjes deel te nemen.
De ster van de jonge Amsterdamse grootmeester rijst snel en hij wordt door collega schakers geroemd om zijn openingsrepertoire, zijn strategisch inzicht en zijn eindspeltechniek. Over de hele wereld speelt hij invitatietoernooien, interzone toernooien en kandidatenmatches.
Hoogtepunt vormt de WK match van 1993 tegen Anatoli Karpov, die deels in Nederland en deels in Indonesië wordt gespeeld. Tot dat moment heeft hij zijn eeuwige rivaal 8 keer verslagen tegenover 28 nederlagen. Waar iedereen op hoopt lukt uiteindelijk niet. Timman wordt –definitief- geen wereldkampioen.
John Kuipers geeft in ‘De geest van het spel’ ook een mooi tijdsbeeld van de ‘60- er ‘70-er jaren van de vorige eeuw, waarbij de maatschappij aan grote veranderingen onderhevig was.
Timman is volgens de schrijver één van de laatste vertegenwoordigers van een generatie schaakromantici, waartoe ook Hein Donner behoorde.
Met de hedendaagse schaaktalenten heeft Timman volgens de schrijver weinig gemeen. Ze roken niet en houden evenmin van een goed glas. Met afgetrainde sportschoollichamen verschijnen ze aan het bord. Tijdens een toernooi een boom opzetten over de schrijver Dostojevski aan de bar van het hotel is er ook niet bij. Ze zitten op de hotelkamer achter hun laptop. De computer markeert misschien wel de overgang van schaken als levenhouding en schaken als professie.
John Kuipers maakt in de biografie veelvuldig gebruik van opmerkelijke citaten van grootmeesters. Ze zijn een welkome afwisseling op de vaak overvolle bladspiegel.
“ Ik trof in die jaren Hein Donner eens in de wandelgangenvan het IBM-toernooi. Hij liep daar met een sigaret, hield halt, nam nog een laatste trek en trapte toen zijn sigaret uit op het tapijt. Hij keek me daarbij veelbetekend aan. Dat vond ik heel goed, dat trok me heel erg aan. Ik stond stil, keek naar Donner en dacht: ja het is goed om beroepsschaker te zijn, dan doe je zulke dingen. Andere mensen doen dat niet”.
“Het is niet ongewoon dat schakersvrouwen tegen het einde van het toernooi in dure kledingzaken vertoeven: voorbereidingen worden getroffen om het prijzengeld in mode om te zetten“.
“Het liefst zou ik sterven als een gloeilamp, op respectabele leeftijd”. (Jan Timman)
In het radioprogramma ‘Brands met boeken’ wordt de biografie uitgebreid besproken.
Naast de presentator zitten Jan Timman, Hans Böhm en de auteur van het boek aan tafel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten