dinsdag 13 augustus 2013

Canada...

Door Tjalling van den Bosch

Vorige week heeft uw penneleur u meegenomen de Atlantische oceaan over en wel naar Verenigde Staten van Noord Amerika. Ditmaal ondernemen we vrijwel dezelfde trip, alleen landen we deze keer in Canada. Ook dit land heb ik menigmaal bezocht en net als in de U.S. of A. ben ik nooit  dammende mensen tegen gekomen (schakende ook niet trouwens).Toch wordt er gedamd en, als ik het goed heb begrepen, vooral in de provincie Quebec (het Franstalige gedeelte in oosten van Canada met bijna 8 miljoen inwoners). Het is 'gewoon' dammen, zoals wij dat kennen, alleen wordt er voornamelijk ge-speeld op een bord met 144 ruiten (!) en ieder 30 schijven. Checkers is er ook wel bekend en men zegt dat het overal in Canada wordt gespeeld, maar zoals ik reeds aangaf, ik ben het niet tegengekomen.

Dat er op dat 144-velden-bord veel meer mogelijkheden zijn moge duidelijk zijn, de meeste topspelers zijn vooral virtuozen op het gebied van de combinatie ! Ook schijnt men op de 144-velden vooral te moeten aanvallen, omsingelen blijkt in dit spel vrijwel onmogelijk en leidt meestal tot verlies ! Ik heb werkelijk geen idee hoe zo'n partij verloopt, laat staan dat ik spelers ken. Er zijn echter, direct na de beëindiging van de tweede wereldoorlog, enkele Québécois geweest die de oversteek naar het oude continent hebben gemaakt en dat niet alleen, ze hebben, anders dan hun wapenbroeders uit hun buurland, een onvergetelijke indruk achtergelaten.

De eerste naam moet u eigenlijk bekend in de oren klinken Marcel Deslauriers, die het tot wereldkampioen schopte door, in 1956, Piet Roozenburg te onttronen !  Echter een tweede man die naam maakte was Raoul Dagenais die, meer nog dan Deslauriers, de typische Canadese aanvalsstijl hanteerde, wel of niet gelardeerd met een ongelovelijke hoeveelheid combinatoire snufjes.

Uit het boek Jan Bom, dammer citeer ik de hoofdpersoon: "Door de onbekendheid met de geldende dogma's van het 100-ruiten-bord is deze speelstijl meer dan verwonderlijk en met verbazing zagen de Europese topspelers spelregels voorgeschoteld, die in hun gedachten evenzo vele vloeken betekenden
tegen de heilige schriften van de theorie !"

Bij zijn eerste optreden in de Oude Wereld  (het wereldkampioenschap van 1952) maakte Dagenais gelijk furore door wereldkampioen Piet Roozenburg te verslaan. Ik raad u aan om deze partij eens na te spelen, ik viel bijna van mijn stoel toen ik zag hoe dat tot stand kwam. Om u een idee te geven komen we er in na de 34ste zet van wit 39-34:

Wit: Piet Roozenburg
Zwart: Raoul Dagenais
 
Met mijn (volgens velen: zeer) beperkte kwaliteiten op het gebied van analyseren wil ik toch opmerken dat ik voor de witte stelling zou kiezen. Het centrum van zwart lijkt mij onderbezet, je kunt mijns inziens bijna stellen dat de zwarte stelling in twee-en is gesplitst. Toch was Dagenais het niet met mij eens, want in plaats om schijf 2 te laten staan of op zijn minst naar veld 8 te manoeuvreren, komt hij met (2-7) ( uhhh !?!, oké (?)) daar weet
onze wereldkampioen wel raad mee 28-23  (18x29)  34x23 zo die staat. Bovendien dreigt wit met 32-27 en mocht zwart met (21-26) op de proppen komen dan speelt wit diezelfde zet ook en staat dan (volgens mij) oppermachtig !.

Maar de Canadees had heel andere plannen (vandaar misschien (2-7) ?!), hij reageerde namelijk direct met (22-27) en toen ging het zo verder: 47-42  (7-12)   42-37  (17-22)  32-28   (12-17)  43-39   (20-25)  EN . . . wit moest een schijfje inleveren, wat hij ook deed met 23-18  (22x13), toch is deze partij nog niet afgelopen, daarvoor verwijs ik u gaarne naar Toernooibase (en waarschijnlijk is deze partij ook wel in Turbodambase te vinden), het is het naspelen zeker waard . . .

Door deze overwinning lag Dagenais op titelkoers, maar door (onder andere) in de 19de en  laatste ronde te verliezen van de Zwitser (en rode lantaarndarger) Roland Forclaz (die door  deze overwinning zijn puntentotaal zag verdubbeld !) verspeelde hij de hoogste eer aan Piet Roozenburg.

We hebben Dagenais (voor zover ik kan nagaan) ook niet weer gezien . . . Deslauriers eindigde in dit W.K. trouwens, met 20 punten uit 18 partijen, als negende.  Deslauriers kwam wel terug en hoe (!), in 1956, wat 'het wereldkampioenschap van R.C. Keller' had moeten worden werd echter de grootste triomf van de Canadees. Met 9 overwinningen, even zovele puntendelingen en geen nederlagen wist hij Keller één puntje voor te blijven. Wat opvalt is de degelijkheid (anders dan bijvoorbeeld Dagenais) waarmee Deslauriers zijn punten bijéén schraapte, vrij bloedeloze remises tegen de toppers en alles wat daar onder zat werd verslagen. Ook viel het mij op dat nieuwe wereldkampioen wel remiseerde met nummer 17 uit de eindstand, inderdaad de Zwitser Forclaz . . . .

Nu was het mijn bedoeling om dit epistel af te sluiten met een spetterende combinatie van de enige Canadese wereldkampioen, maar tijdens mijn zoektocht in Turbodambase, waarin ik 185 partijen van Deslauriers vond, kon ik er niet één vinden. Het is paradoxaal dat iemand, die van het 144-ruiten-bord komt, op het 100-velden-bord zo zijn heil zocht in klassieke structuren en ruiltjes niet schuwde.
Oké, hij had geen kennis van onze theorie (klein voorbeeldje hoe hij sommige partijen met wit aanving: 32-27  (19-23)  37-32  (14-19)  41-37  (10-14)  34-30   (20-25)  47-41) !?) en schijnbaar
voelde hij zich ook niet geroepen om daar iets aan te doen, alhoewel hij meer dan 25 jaar op de 100 ruiten actief was.

Hoe hij het dan  toch tot wereldkampioen schopte (?), schijnbaar was zijn gevoel voor het  kleine/subtiele goed ontwikkelt. Op één of andere manier liepen de zwakkere dambroeders vroeg of laat wel vast, of in een combinatie die je tegenwoordig in boekjes voor beginners tegenkomt. Toch gingen ook de Nederlandse sub-toppers tegen hem ten onder zoals Ivens, Okrogelnik, Gordijn, etcetera ? Klopt, maar dat ging ook altijd op een manier waarin je je, halverwege de partij, afvroeg wie er nu eigenlijk wereldkampioen was ? Toch mag ik de Canadees niet degraderen tot een handige maar niet zo'n goede speler, want hij had altijd wel oog voor het onverwachte en zinspeelde vaak op opbouwfoutjes van  zijn tegenstander zoals in dit voorbeeld:

Wit: Jan Cazemier
Zwart: Marcel Deslauriers

Wit heeft deze partij vrij passief opgezet en ook de dadendrang van zwart leek niet erggroot, het wachtten was schijnbaar op foutjes van de Zwitser, die vervolgde met 47-42. Het zou voor mij nu heel wat rekenwerk inhouden om uit te vinden hoe ik met zwart nu verder moest, Deslauriers niet, die kwam in ieder geval vlot met (24-29).
Cazemier besloot nu tot 42-38 en werd toen verrast met (19-23) 28x10 (15x4) , waarnazwart even later via 17-22 doorbrak. Natuur-lijk probeerde wit het nog wel via 30-24, maar hij wist de remisehaven niet te vinden. 



Het verrassende zetje waarmee de Canadees, in de match om de wereldtitel, Koeperman
te pakken nam staat bekend als de Coup Deslauriers. Als u deze nog niet kent: . . . 24 oktober 1958, de 14de ronde uit die match . . .

 

                

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten