woensdag 20 mei 2015

Oubollig...

Door Tjalling van den Bosch

 Er zijn in denksportland twee W.K.-matches waar het oubollige label match van de eeuw aan werd gehangen. Voor schakers was dat de match tussen Boris Spasski en Bobby Fisher, welke plaatsvond te Reykjavik, (en uiteindelijk) van 12 juli tot en met 1 september 1972. Voor ons dammers was dit natuurlijk de match tussen Ton Sijbrands en Andris Andreiko, welke plaatsvond te Den Haag, van 2 tot en met 30 oktober 1973. Schakers wijzen nog steeds naar 'hun' match als de meest memorabele 
gebeurtenis uit de (schaak-)geschiedenis; dammers hebben 'hun' match omgedoopt tot 'match van de geeuw'. Dit laatste vond ik in 1973, als puberende jongeling, een misplaatste verbastering. 

Veel overeenkomsten . . .

De beide matches stonden natuurlijk op zich, maar er waren ook opvallend veel gelijkenissen. Ten eerste waren beide matches een confrontatie tussen 'het vrije westen' en het zo vermaledijde  'oostblok'; dat op zich gaf toentertijd (op het 'hoogtepunt' van de 'koude oorlog') al veel commotie en daardoor extra (niet dam/schaak-)persaandacht. Ten tweede stonden beide matches bol van zaken die niets met een partij op zich van doen hadden: intriges, omkoping, dreigen met 'opstappen', etc. 

Ik vond (toen al) dat de partijen uit de dam-W.K.-match van een aanzienlijk hoger niveau waren dan die uit de schaak-W.K.-match!  Als ik nu het dagboek van de match Spasski-Fisher, welke door Hein Donner  werd bijgehouden, nog eens doorblader dan bevestigt dit mijn idee (uit 1973). In de eerste partij uit de schaakmatch van de eeuw blunderde Fisher (met zwart) door op de 29ste zet met zijn loper de pion op h2 te 'nemen'. Ik citeer Donner: 'Is Fisher bezig krankzinnig te worden? Want laat ons er geen doekjes omwinden, de zet (Lh2) is een zo kinderachtige fout dat hij op dit niveau niet behoorde voor te komen'. 

Fisher kwam voor de tweede partij niet opdagen en verloor daardoor ook die partij, dus 2-0 voor Spasski. Waar niemand rekening mee had gehouden gebeurde toch; Fisher kwam wél opdagen voor de derde partij en wist deze, na wijfelachtig optreden van zijn opponent, te winnen, 2-1. In de vierde partij zette Spasski een winnende mataanval in; hij faalde echter in de afwerking, remise. Of het nu kwam door deze gemiste kans is bij mijn weten nooit achterhaald, maar vanaf dit moment ging het helemaal mis met Spasski. Enkele quotes uit het boek van Donner: 'Spasski blunderde op de 27ste zet', Spasski zag kwaliteitsoffer over het hoofd', 'Spasski mijdt voorlopig de strijd,  hij is al blij als hij zonder blunders remise maakt' en 'in de loop van het eindspel maakte Spasski enkele ontstellende fouten'.
Hein Donner was zeker niet de enige die het niveau van de partijen beneden alle peil vond; in het boek Bobby Fisher trekt ten strijde van Edmonds en Eidinow (uit 2003) staan ook diverse passages waaruit blijkt dat: "De partijen niet bepaald tot de verbeelding spraken". 

En toch . . .

En toch en toch, zijn de verslagen over de match EN de partijen lovend; Fisher wordt een genie genoemd. Niet alleen de pers uit 'het vrije westen' uitte zich in dergelijke superlatieven: een Joegoslavische grootmeester noemde Fisher zelfs een "supergenie". Nu (anno 2015) nogmaals terugkijkend, meen ik te mogen stellen dat Fisherde match heeft gewonnen doordat Spasski op een wel heel bedenkelijk niveau acteerde. Ik wil nog wel even kwijt dat zowel Bobby Fisher als Boris Spasski twee fenomenale schakers waren, maar in deze W.K.-match kwam dit 'niet echt uit de verf'.
Desondanks; als men het in schaakland heeft over de match van de eeuw, dan
doelt men steevast op die uit 1972.  

Hoe anders verliep de match tussen Sijbrands en Andreiko; woorden als 'alweer  remise' en 'antipropaganda' kreeg het Nederlandse volk voorgeschoteld en ook naderhand heeft niemand zich echt om de partijen bekommerd, met uitzondering dan van Sijbrands en enkele ware liefhebbers . . .
Het boek 'Harm Wiersma over Sijbrands tegen Andreiko' (uit 1974) geeft eigenlijk helemaal niet zo'n negatief beeld van de partijen, alhoewel Wiersma zich best wel negatief (over beide grootmeesters) durfde uit te spreken.  Wiersma geeft tijdens de bespreking van de partijen 'cijfers' aan de spelers, per partij. De eerste partij krijgt Sijbrands een 7 en Andreiko een 8; de tweede partij wint Sijbrands (hij krijgt een 8) doordat Andreiko blunderde (5). Daarna krijgen de spelers ook telkens nog ruime voldoendes; tot de zevende en achtste partij! Voorafgaand aan de zevende partij was er veel commotie over een mogelijk omkoopschandaal (bij monde van Koeperman dreigde Andreiko zelfs met opstappen). De partijen waren kort (Wiersma: "afschuwelijke ruilpartijen") en zonder strijd;
onvoldoendes!

Vanaf partij nummer negen echter geeft Wiersma ('hij kon het natuurlijk als geen ander  weten'!) bijna alleen nog maar zeer ruime waarderingscijfers (8/9), met uitzondering van de zestiende partij (beiden een 6). De vaderlandse (dam-)pers had echter een geheel andere mening; 'vette', wrede 'koppen'  kregen we toen in de dag- en weekbladen voorgeschoteld: wanprestatie, laf, farce etc.

Reden . . .

Wat is de reden dat er zo'n immens verschil huist in de verslaggeving van de beide hierboven aangehaalde matches(?); als de damscribenten zich daadwerkelijk goed hadden laten voorlichten over de partijen dan had juist de match Sijbrands - Andreiko dam-technisch positief in ons collectief geheugen gegrift moeten staan!! (en dat van de Nederlandse niet-dammers). Laten we het er op houden dat de schaakschrijvers aanzienlijk beter in de gaten hadden, waar ze mee bezig waren, dan hun dam-vakgenoten.  Stof tot nadenken (en neemt u daar vooral de tijd voor) . . .
 
Ik wil dit uitvoerige epistel graag afsluiten met een vraag die mij in 1973 reeds intrigeerde; we gaan over naar de tweede partij (3 oktober 1973) uit de match Sijbrands-Andreiko.
 
Deze stelling was eerder voorgekomen in een partij uit de halve finales van het kampioenschap van de Sovjet Unie (tussen Kirillov en Korenevski). Sijbrands (met zwart) speelde hier net als Korenevski 16. . . - . .   (14-19) , waarna Andreiko dam haalde via:  17.  41-37  (19x30)  18.  38-32  (27x38)  19.  26-21  (17x26)  20.  28x17  (12x21)  21. 29-24  (30x19)  22.  36-31  (38x29)  23.  34x1.
Zwart speelde nu (anders dan Korenevski!)  23.  . . -  . .  9-14  en de dam wordtafgenomen en zwart heeft een schijf meer(!!);

Sijbrands won vervolgens de partij. Wat ik mij (in 1973 en als puberende jongeling/wijsneus) afvroeg was: "Waarom  speelt Andreiko op zet 22 niet 37-31"? Nooit heb ik een goed antwoord gekregen; Sijbrands wijt er enige regels aan in het matchboek: "Ongetwijfeld zal Andreiko reeds spoedig tot de slotsom zijn  gekomen dat  22.  37-31  (26x37)  23.  42x31  (38x29)  24.  34x1  (21-26)!  geen enkele kans op herstel biedt". 
Wiersma rept in zijn boek al helemaal niet over deze mogelijkheid, en daar moest ik het mee doen; ach ja, hebben we niet allemaal gepuberd?! 

Laat het bovenstaande epistel een les zijn voor het wereldkampioenschap dammen, dat over een half jaar in Emmen plaatsvindt . . . 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten