Bekende wereldburgers hebben thans (eerste helft 2016) veel te stellen met 'de man met de zeis'; 'Magere Hein' maait woest om zich heen! In januari overleed David Bowie (geboren in 1947), daarna ontviel ons, in maart, Johan Cruijff (1947) en in april was het Prince (1958) die het tijdelijke voor het eeuwige verruilde. Het vorige epistel op dit blog stonden we even stil bij het verscheiden van
Mohammed Ali (1942).
Op maandag 6 juni kwam daar Viktor Lvovitsj Kortsjnoj bij. Hij werd geboren op 23 maart 1931 te Leningrad (Rusland) en overleed in zijn woonplaats (het Zwitserse) Wohlen. Kortsjnoj (ook wel Kortchnoi; zijn achternaam wordt op verschillende manieren overgezet uit het cyrillische schrift) was een fenomenale schaker, met een enorme geldingsdrang. "Zijn wil om te winnen, zou een voorbeeld moeten zijn voor de jeugd" zei Hans Böhm (schaker, schrijver, journalist, presentator) direct na het overlijden van Viktor de verschrikkelijke, zoals de bijnaam van Kortsjnoj luidde.
Kortsjnoj schaakte op hoge leeftijd nog volop, hij schijnt de schaker te zijn geweest die de meeste toernooien (op niveau) heeft gespeeld. Driemaal 'stond' Kortsjnoj in de finale van het WK-match schaken, maar even zovele malen moest hij (soms nipt) het onderspit delven tegen Anatoli Karpov, de (toen) regerend wereldkampioen. Eén van die clashes om de wereldtitel, tussen Karpov en Kortsjnoj, inspireerde (de Zweedse muziekband) ABBA tot het lied 'One night in Bangkok'. De hoogste mondiale titel ging dus aan de neus van Kortsjnoj voorbij; hij wordt dan ook, in de schaakwereld, gezien als de sterkste schaker zonder wereldtitel . . .
En dan weet u het wel weer(!) . . ., dan gaat uw penneleur mijmeren . . .
Wie . . .?
Wie, oh wie, is de sterkste dammer zonder wereldtitel . . .? Laten we (voor zover mogelijk) van voren af aan beginnen; ruim 100 jaar geleden leek Jacob Bernard (Jack) de Haas rijp voor de wereldtitel. De Haas, die leefde van 1875 tot 1940, was een sterke dammer; hij was in 1912 op voorhand de grootste Nederlandse troef om wereldkampioen te worden, edoch een Utrechtse jongeling (Herman Hoogland) ging verrassend met de titel aan de haal. Ook daarna zou De Haas nimmer de wereldtitel voor zich opeisen.
Een tweede Nederlander, die beslagen leek te zijn voor de wereldtitel, was Reinier Cornelis (Kees) Keller (1905-1981); reeds op 19-jarige leeftijd deed Keller voor het eerst mee aan een toernooi om de wereldtitel (Parijs 1925). Na de Fransen Bizot (eerste) en Fabre (tweede) legde de jonge Kees keurig beslag op de derde plaats; in de decennia daarna deed Keller regelmatig een gooi naar de hoogste
mondiale (dam-)eer, maar telkens kwam hij tekort. Direct na de tweede wereldoorlog (1940-1945) was er (wederom) een Nederlandse jongeling (Piet Roozenburg) die hem dwars zat, maar in 1956 leek dan toch 'het moment voor Keller' te zijn gekomen. Roozenburg liet zijn studie voorgaan en voor de rest van de concurrenten hoefde Keller zeker niet onder te doen . . . maar ja, toen stond daar, in de eindafrekening, plotseling een Canadees (Deslauriers) voor zijn neus!! Voor een verslag(je) daarvan, verwijs ik u gaarne naar eerdere epistels op dit blog (de twee epistels: Hét Middenspel . . . (2) - januari/februari 2016 -).
Een derde Nederlander die wereldkampioenwaardig leek te zijn was (onze huidige bondscoach) Robert Johannes (Rob) Clerc (geboren in 1955). In totaal deed Clerc vijftien (!) maal mee aan een toernooi om de wereldtitel (1976-2005) en speelde hij eenmaal een WK-match (tegen Chizhov). Tijdens de vele toernooien om de wereldtitel eindigde Clerc vijfmaal als tweede; de match tegen tienvoudig wereldkampioen Alexey Chizhov verloor Clerc pas na barrage. Eigenlijk was Clerc in 1996 tijdens het WK in Abidjan 'een beetje wereldkampioen!'; krom gesteld natuurlijk, maar in dat WK-toernooi eindigde Clerc daadwerkelijk op de eerste plaats. In punten (15, uit 11 partijen) eindigde hij, na een imponerende overwinning op Alexander Shvartsman in de laatste ronde, gelijk met Chizhov, maar het S.B. van de Nederlander was beter! Het mocht niet zo zijn, er kwam een beslissingsmatch tussen de nummers 1 en 2 van het WK 1996 en die werd dus nipt gewonnen door Chizhov.
Meer . . .
Natuurlijk zijn er meer grootmeesters die wereldkampioen hadden kunnen worden, ik denk hierbij aan bijvoorbeeld: Vadim Vyrni, Mark Podolski en Alexander Baljakin. Topsport is echter onverbiddelijk: 'Had ik . . ., als ik . . .', ja, daar zit nou net de kneep!!!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten