Door: Ben Stenekes
Ben Stenekes |
Van 1965 tot 1969 werkte en damde ik in Amsterdam. Maar uiteindelijk wilde ik daar niet blijven. Ik zag wel aankomen dat ik daar de rest van mijn leven als vrijgezel op kamertjes zou moeten blijven leven. Ik maakte een plan om aan het einde van het damseizoen met mijn kano een lange reis te maken, stroomopwaarts de Rijn op. Daarvoor moest ik eerst nog wel even sparen.
Dus ik zei eerst mijn kamer op en ging toen met mijn tentje in het Amsterdamse bos wonen. Zo kon ik nog even geld uitsparen. Ik maakte de camping-baas duidelijk wat mijn plan was, want normaal gaf hij geen toestemming aan zwervers om daar te kamperen. Hij ging akkoord, maar verzocht mij wel om iedere drie dagen te verhuizen met mijn tent, zodat het stukje gras onder mijn tent niet dood ging. Hij werkte zelfs mee aan het welslagen van mijn toekomstig avontuur door een heel laag kampeerprijsje te vragen.
De laatste dam-avond van het seizoen bij mijn damclub Gezellig Samenzijn brak aan. Op de fiets vanuit het Amsterdamse Bos was het wel ver rijden naar de hoek van de Overtoom, waar ons damlokaal zich bevond. Maar ik ging toch maar op weg want ik had aan één punt genoeg om clubkampioen te worden. Daarbij moet ik wel vermelden dat Ton Sijbrands niet aan de competitie meedeed en dat oude matadoors als ex-wereldkampioen Herman de Jongh en ex-Nederlands kampioen R.C. Keller al te oud waren. Zij genoten ook wel van het damleven bij Gezellig Samenzijn, maar niet langer als actieve spelers. Zij genoten op de clubavonden vanuit hun vaste hoekje aan hun vaste tafeltje. Maar ook zonder deze mensen was kampioen worden van deze club nog niet niks, want Gezellig Samenzijn was destijds vaak clubkampioen van Nederland. In 1969 waren ze geloof ik derde geworden. Mijn laatste partij was tegen de oude, respectabele meneer de Wit, een sterke speler, die nu te oud was, maar nog steeds meedeed in de competitie. Zijn haren was hij kwijt, maar zijn streken niet, zoals ik aan het einde van de avond zou ondervinden. Hij kwam slecht te staan maar bleef kalm en ondoorgrondelijk. Hij hield nog één uitschieter achter de hand. Toen hij al bijna kon opgeven voerde hij toch nog een meesterlijke slagzet uit, die mij in één keer van acht schijven beroofde. Ik kan je verzekeren dat je dán nog maar weinig in te brengen hebt. Ik verloor en werd geen clubkampioen.
Die nacht keerde ik teleurgesteld naar mijn tent terug, waar een Zweed zat te lallen met een rij lege genever-flessen om zich heen. Hij was door zijn vrouw de tent uitgestuurd, omdat zij even genoeg van hem had. Hij had toen maar de beschutting van de tent van de buurman opgezocht en was daar verder gaan werken aan zijn totale delirium. Die buurman dat was ik en ik was niet thuis geweest. De Zweed stelde zich voor en vertelde dat ze in Zweden bijna geen alcohol dronken vanwege de hoge belastingen. Hijzelf was het levend bewijs dat de Zweden daar goed aan hadden gedaan. Hij bood mij ook een slokje aan. Nou ja slokje ... hij maakte een nieuwe fles genever voor mij open. En die leegde ik ook zo ongeveer. Want tegen de tijd dat het drankoppervlak bijna de bodem van de fles had bereikt kon ik dat al niet meer precies controleren. Zoveel drinken, dat was iets dat ik normaal gesproken nooit zou doen, maar door de teleurstelling van die verloren kampioens-partij leek mij dit voor één keer wel een goed plan.
Vervuld van drank gingen wij daarna nog even op pad met de auto. In verschillende motels langs de randen van de hoofdstad heb ik zitten antichambreren terwijl die Zweed op zoek ging naar vrouwen om ze het hoofd op hol te brengen. Toen hij genoeg had van de drank en van de vrouwenliefde, begon hij aan de terugweg. Maar die Zweed, wiens naam eindigde op -son, reed meer via de berm dan via de straat. Bosjes en weilanden gleden aan ons voorbij, zonder dat wij een idee hadden welke weilanden of bosjes dat waren. Totdat de Zweed het spoor bijster was, remde, en de weg aan mij vroeg. Het enige dat hij goed had getimed was het moment waarop hij op de rem trapte. Want op dat moment stonden de voorwielen van de auto gevaarlijk dicht aan de rand van een sloot. Dus ik zei hem dat ik liever uitstapte en lopend mijn tent ging opzoeken. En ik gaf hem ook nog één belangrijke tip over de rijrichting die hij moest volgen, voordat ik te voet vertrok. Ik vertelde hem dat hij beter niet recht vooruit kon rijden omdat hij dan ik de sloot zou belanden. Ik bleef nog even staan totdat ik zag dat hij de achteruit had gevonden. Toen begon ik aan mijn bezopen voettocht terug naar het Amsterdamse Bos. Lang nadat ik mijn tent had bereikt kwam de Zweed ook ongedeerd en onbekeurd en met zijn auto terug op de camping. Het leek wel alsof hij diagonaal door akkers en sloten was gegaan, zo veel modder had hij meegenomen.
De volgende ochtend riep de vrouw van de Zweed mij wakker met een anti-kater-tablet. Zij vertelde dat ze precies wist hoe ik mij voelde omdat ze de nodige routine al had opgebouwd met haar man. Dat tabletje pepte mij weer genoeg op om 's morgens om half negen met mijn fiets op weg te gaan naar mijn werk.
Om elf uur die ochtend werd ik wakker op een grasgazon in de Bijlmer, met het verfrommelde notatiebiljet van mijn verloren dampartij van de vorige avond tegen mijn borst geklemd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten