Vanwege de jeugd kun je zeggen dat het 'Nederlandse dammen' er goed voor staat. Jongelingen als Roel Boomstra en Pim Meurs lopen voorop/staan in de picture maar er volgt nog een heel bataljon adolescenten die in de nabije toekomst weleens een vooraanstaande rol kunnen gaan spelen op de 100 ruiten. Natuurlijk gaan hun wegen niet altijd over rozen, maar dat de jeugd in zijn totaliteit
goed bezig is moge duidelijk zijn.
Terugdenkend aan mijn eigen jeugd zie ik de toenmalige aanstormende talentenvoor me, met toen unieke hoog(dam)begaafden (naar later bleek) als Ton Sijbrands en Harm Wiersma in het voorste gelid. Soms liet men eens een puntje liggen tegen mindere goden (en dat werd dan breed uitgemeten in clubbladen e.d.), maar over het algemeen gingen de meeste tegenstanders op het hakblok.
Ik heb enkele voorbeelden voor u opgedoken, die misschien nooit zo voor het voetlicht zijn gehaald, maar die de slagvaardigheid van beide voorlopers van hun generatie goed in beeld brengen:
Wit : Harm Wiersma
Zwart: Nico Kocken
Uit de Ereklasse (1969). Kocken heeft tot dusver niet onverdien-stelijk gespeeld, eigenlijk zit er best wel een goede structuur in zijn stand. Wit kwam nu met 30-24 en dus (19x30) en 35x24 en zwart ging er eens goed voor zitten. Hij kwam met het volgende snode plan: "Ik speel (14-19) en als hij (Wiersma) dan vervolgt met het laten slaan dan verdwijnen er (weer)een viertal schijven van het bord en blijf ik goed staan, en als hij 24-20 (15x24) 29x20 speelt dan kom ik met (17-21) en sluit ik vervolgens zijn lange vleugel op,
even controleren . . . . ja daar is geen speld tussen te krijgen", dus 14-19 en ja, toen, anno 1969, sloeg de Leeuwarder puber toe met: 45-40 (19x30) 34x25 (23x45) 25-20 (15x24) 44-40 (45x34) 39x8 (02x13) 33-28 (22x33) 31x2 daar was dus wel een speld tussen te krijgen, 2-0.
Nu trof Kocken het niet want een tweetal jaartjes later kreeg hij
het andere aanstormende talent voor zijn kiezen in de Ereklasse, alhoewel aanstormend (?!), Ton
Sijbrands (want daar gaat het hier om) stond aan de vooravond van één van zijn grootste successen
(W.K. Hengelo). In ieder geval, we komen er in nadat Kocken het middenspel redelijk
was doorgekomen, mede doordat hij een grote vervlakking had weten uit te voeren.
Wit: Ton Sijbrands
Zwart: Nico KockenVoor een éénvoudige sterveling, zoals uw penneleur, is het allemaal nog niet zo duidelijk, oké 11 (of 12)-17 lijkt geen goed plan, van-wege 32-28, maar met 19-23 lijkt toch niet zoveel mis,nou daar dacht de 'Grand Maitre' heel anders over, dus: 19-23 31-26 22x31
36x27 11-17 (wat anders ?) 33-28 13-19 (oké !?) 42-38 ja, en dan begint ook bij schrijver dezes iets te dagen, het offer 16-21 en vervolgens 18-22 is nog speelbaar, alhoewel het (ook volgens de computer) uitstel van executie zou zijn geweest, maar na het door zwart gespeelde 23-29 was het snel uit door 28-23 19x37 38-32 37x28 20-14 9x20 15x13.
Ereklasse 1972
Wit: Richard Koot
Zwart: Ton Sijbrands
Beste Richard kwam met 34-29 en toen ging de de
kersverse wereldkampioen los:19-23 30x8 2x13 28x8 18-23
29x18 22x2 31x22 17x37 en Richard gaf zich vol be(ver)wondering over,
0-2.Uit datzelfde jaar:
Wit: Wim Terlouw
Zwart: Harm Wiersma
Nu, anno 2013, zou ik, voor de huidige generatie talenten, een
uitspraak (in een geheel ander kader, maar dit terzijde) van de gebroeders Anker willen
aanhalen :
"Laat ons juichen . . . "
"Laat ons juichen . . . "
Het liefst al in Ufa !
Geen opmerkingen:
Een reactie posten