Door Tjalling van den Bosch
Beste lezers en lezeressen, het zal sommigen onder u ongetwijfeld zijn opgevallen tijdens het lezen van de epistels op dit blog: Uw penneleur beschikt over een gezonde dosis slordigheid (en anders zijn daar wel de partijen van schrijver dezes, welke met enige regelmaat worden opgesierd door hetzelfde verschijnsel).
? ? ? . . .
Vanwaar deze aanhef zult u zich ongetwijfeld afvragen(?); ewel, op 2 maart 2016 kreeg u een heuse Pubquiz . . . voorgeschoteld en een week later kon u De Antwoorden . . . lezen. Met de zesde vraag kwam de slordigheid van uw penneleur (Ik blunder, dus ik besta -of is het omgekeerd?) weer eens aan het licht! Normaliter puilt de mailbox uit na maar het kleinste foutje, echter deze keer bleef de moderne brievenbus (of is het alweer ouderwets?) volkomen leeg . . .. De bewuste vraag was: Tot op heden zijn er twee WK-matches geweest tussen twee Nederlanders. Wie waren de participanten, en in welke jaren vonden zij plaats? Het antwoord moest volgens de vragensteller zijn: Jannes van der Wal - Harm Wiersma 1983 en Piet Roozenburg - Wim Huisman in 1954.
Oeps . . ., inderdaad, daar ging uw penneleur weer eens de mist in . . .!
Oeps . . ., inderdaad, daar ging uw penneleur weer eens de mist in . . .!
Nog één . . .
Er is ooit nog een match om de wereldtitel gespeeld tussen twee Nederlanders (en zeker niet tussen de minsten), namelijk in 1951; Piet Roozenburg - Reinier Cornelis Keller. In het voorjaar van 1951 had Keller (geboren in 1905) met overmacht de zogenaamde Challenge Mondial gewonnen. De winnaar van dit dubbelrondige toernooi, mocht de heersend wereldkampioen Roozenburg (geboren in 1924) uitdagen, voor een match om de hoogste mondiale eer. De strijd vond uiteindelijk plaats in de herfst van 1951; het was de eerste WK-match tussen twee Nederlanders.
Tussen beide hoofdrolspelers van die match bestond (indertijd) al jaren enige animositeit. Later gaf Roozenburg aan dat hij ooit op jonge leeftijd werd genaaid (without the pleasure) door Keller, die in een remisestand de partij opeiste, omdat Roozenburg zijn zetten slechts voor 'de helft' (alleen zijn eigen zetten) had genoteerd, vanwege tijdnood. Het 'bijwerken van de zetten' na de 50ste zet, was toen blijkbaar nog niet toegestaan!?!
De geprikkelde stemming kreeg tijdens het WK van 1948 (waarin Roozenburg superieur was) een vervolg, toen Keller tegenstanders verweet de punten min of meer cadeau te doen aan Roozenburg, terwijl ze tegen hem (Keller) wel tot het uiterste gingen . . .
Tijdens het (wederom door Roozenburg gewonnen) WK van 1952 barstte, volgens overlevering, de bom; Roozenburg liet tijdens de sluitingsceremonie weten dat hij uitgekeken was op het Nederlandse dammen, en dat het een zegen was dat de (toen debuterende) Canadezen aan het dam-firmament waren verschenen. De Canadezen hadden het damspel dat Keller voorstond (gedegen techniek en hard studeren), met voeten getreden, door (vooral tegen minder sterke tegenstanders) veel op tactische vondsten te speculeren, met vaak (technisch gezien) inferieure zetten!
Tijdens het (wederom door Roozenburg gewonnen) WK van 1952 barstte, volgens overlevering, de bom; Roozenburg liet tijdens de sluitingsceremonie weten dat hij uitgekeken was op het Nederlandse dammen, en dat het een zegen was dat de (toen debuterende) Canadezen aan het dam-firmament waren verschenen. De Canadezen hadden het damspel dat Keller voorstond (gedegen techniek en hard studeren), met voeten getreden, door (vooral tegen minder sterke tegenstanders) veel op tactische vondsten te speculeren, met vaak (technisch gezien) inferieure zetten!
Grootheden . . .
Na de tweede wereldoorlog (1940-1945) werd Piet Roozenburg, vooral vanwege de WK-titel van 1948, een grootheid in de damwereld, de bijna 20 jaar oudere Reinier Cornelis Keller was dat al decennialang. De laatste had reeds driemaal (onsuccesvol) een match om de wereldtitel gespeeld; tweemaal tegen de Fransman Maurice Raichenbach, de eerste keer in 1934 (13-7) en in 1938 (17-15) voor de tweede maal.
De derde WK-match speelde Keller in 1947 tegen Pierre Ghestem; de Fransman verpulverde de Nederlands Kampioen met maar liefst 17-11. Waarschijnlijk werd door die laatste tweekamp reeds het zaadje der animositeit tussen Keller en Roozenburg gelegd . . .. Op voorhand had Ghestem aangegeven zijn wereldtitel te verdedigen tegen de Nederlands Kampioen van 1946; het kon natuurlijk niet uitblijven . . ., Keller eindigde in het bewuste NK precies gelijk met Roozenburg! Dus . . . (anders dan tegenwoordig), moest er een tweekamp komen tussen beide Nederlandse rivalen, om de winnaar (en dus de uitdager van Ghestem) aan te wijzen.
Het was een grote droom van Roozenburg om het op te mogen nemen tegen de grote Franse damvorst Ghestem, (misschien) mede daardoor zette hij alles op alles om Keller in een match over 3 partijen te verslaan. Het zal wel mede zijn gekomen door de jeugdige leeftijd van Roozenburg toen, maar hij viel ongegeneerd aan, provoceerde en haalde werkelijk alles uit de kast.
Echter, Keller bleef rustig, behield zijn positie (op het bord) en sloeg toe toen Roozenburg (in de tweede partij) zijn hand overspeelde! Door deze (4-2) overwinning mocht Keller het dus opnemen tegen Ghestem en lag de droom van Roozenburg aan diggelen.
Echter, Keller bleef rustig, behield zijn positie (op het bord) en sloeg toe toen Roozenburg (in de tweede partij) zijn hand overspeelde! Door deze (4-2) overwinning mocht Keller het dus opnemen tegen Ghestem en lag de droom van Roozenburg aan diggelen.
1951 . . .
Enfin, terug naar 1951; tussen beide Nederlandse damgrootheden zat dus de nodige frictie; hetgeen
onder andere tot uiting kwam in de damrubrieken die beide redigeerden. Met name Roozenburg kon het niet nalaten om uit te halen naar Keller: enkele 'koppen' boven zijn rubrieken waren:
Kellers tekortkomingen van psychologische aard.
Keller zag de realiteit over het hoofd en liep in de val.
Gedegen spel van Keller mist noodzakelijke originaliteit.
Roozenburg noemde Keller in één van zijn rubrieken de: Rots van Gibraltar; Keller reageerde in zijn volgende rubriek (waarin hij één van zijn winstpartijen uitvoerig analyseerde) met: Rots van Gibraltar nog overeind.
U begrijpt het, vooral Roozenburg hield er wel van om Keller te provoceren. Ook in de match om de wereldtitel van 1951 tartte Roozenburg met gedurfd 'randspel', het positionele gevoel van Keller.
Optisch kreeg de uitdager (Keller), met zijn aanvallende spel, overwicht, maar met grote koelbloedigheid en uitstekend rekenwerk hield de wereldkampioen zijn tegenstander telkenmale van winst af. Reeds in de tweede partij sloeg Roozenburg toe:
De stand is karakteristiek voor het spelbeeld van de match: Keller is met zwart in de aanval gegaan en Roozenburg is daar (flexibel) 'omheen' gaan staan. Keller vervolgde foutief met 47. . . - . . (15-20), met waarschijnlijk de bedoeling om met (29-33) te vervolgen, maar Roozenburg liet 48. 38-32! noteren; plotseling staat zwart verloren! Er volgde nog 48. . . - . . (20-25), maar toen zag Keller het nutteloze van de strijd in en gaf op.
Terecht, want na 49. 21-17 (12x21) 50. 32-28 was de winst voor Roozenburg onvermijdelijk.
Terecht, want na 49. 21-17 (12x21) 50. 32-28 was de winst voor Roozenburg onvermijdelijk.
De meeste kenners waren indertijd verbaasd over de tactiek die Roozenburg in de match hanteerde (omsingelen en randspel), maar waarschijnlijk wilde Roozenburg laten zien dat de geliefde, degelijke aanvalsstijl van zijn grote rivaal niet veel voorstelde . . .! Kortom, alleen de uitdager verslaan was niet voldoende, hij moest volledig K.O.; waarschijnlijk is daar een overeenkomst met de Amerikaanse schaaklegende Bobby Fisher, die ooit stelde dat het groot genoegen was: "To crush your opponents ego . . .".
In de negende partij sloeg de wereldkampioen opnieuw toe, waarna de tweekamp wegebde. Keller moest de match winnen om wereldkampioen te worden, en driemaal een partij van Roozenburg winnen, daar geloofde niemand meer in. Toch werd het nog even spannend toen Keller in de 14de partij (van de maximaal 18) profiteerde van een misrekening (mede door een hoge tijdsdruk) van Roozenburg. Echter, de laatste 4 partijen eindigden allen in een puntendeling, overigens wel na een verbeten strijd. Roozenburg won zodoende match met 19-17 en behield dus de wereldtitel.
De wereldtitel had Roozenburg dus na de voorlaatste partij reeds veilig gesteld, toch kon hij het niet laten om de laatste (18de) partij uit de match (met wit) te openen met: 1. 32-27 (19-23) 2. 35- 30!!
Zomaar weer een epistel, met dank aan een gezonde portie slordigheid . . ..
Geen opmerkingen:
Een reactie posten