Door Tjalling van den Bosch
Na het vorige epistel lieten wij u achter met het beeld dat Piet Roozenburg, tot op hoge leeftijd, een fenomenale dammer was, maar vooral ook een vernieuwer (van het partijspel) was geweest. Tijdens zijn hele leven heeft Roozenburg zich verbaasd over wat het damspel altijd maar weer voor verassingen in petto heeft; ook voor hem! Ooit zei hij daarover: "Het damspel blijft mij verrassen, daardoor blijft het spel steeds nieuw voor mij. Dat betekent toch, dat het dammen over een stuk vitaliteit moet beschikken".
Het is inderdaad waar, dat er altijd weer iemand 'opstaat', die het dam(partij)spel een impuls geeft. Ruim 100 jaar geleden klaagde de eerste Nederlandse wereldkampioen Herman Hoogland, dat het dammen spoedig aan de remise-misère ten onder zou gaan; heden ten dage zijn er nog steeds dat soort geluiden. Sinds Hoogland echter, die de wereldtitel in 1912 voor zich opeiste, zijn er een hele rits vernieuwers de revue gepasseerd, die (net als de huidige wereldkampioen Alexander Georgiev) de remise-problematiek naar de achtergrond duwden met het verwerpen van vastgeroeste ideeën over hoe men een partij (op topniveau) wel kan winnen. Georgiev zei onlangs: "Dammen is helemaal geen remise-spel, sommige grootmeesters spelen alleen niet om te winnen".
Enkele vernieuwers (en wereldkampioenen), die zich niets aantrokken van de remise problematiek (sinds Hoogland) zijn: Raichenbach, Ghestem, Roozenburg, Sijbrands, Wiersma, Dybman, Chizov, Shvartsman en Georgiev, die allemaal op één of andere manier in staat waren om sterke grootmeesters wel te verslaan.
Terug . . .
Afijn, terug naar ons onderwerp: Piet Roozenburg werd dus geboren in 1924 in Rotterdam en groeide op in Kralingen. Hij leerde zo rond zijn zevende levensjaar de beginselen van het edele damspel van een gehandicapte oom. Op jonge leeftijd werd Roozenburg lid van Damvereniging Rotterdam; later sloot hij zich aan bij het bekendere: Damvereniging Constant. Toen hij nog maar 10 jaar was, speelde de kleine Piet al een simultaan (als simultaangever!); toen hij 18 was werd hij voor het eerst Nederlands Kampioen (bij de senioren wel te verstaan!).
Wereldkampioen werd Roozenburg toen hij 24 jaar oud was. Kortom, vrijwel zijn hele leven damde Roozenburg en (zoals u ook uit het eerste epistel hebt kunnen opmaken) op hoog niveau!
'Vrijwel zijn hele leven lang'; op zich klopt dat, maar toch hield Roozenburg zich na zijn eerste wereldtitel in 1948 ook regelmatig afzijdig van het spelen op het hoogste niveau! Ten eerste was daar zijn studie; Roozenburg heeft veel en lang gestudeerd (o.a. SPD en Economie). Uiteindelijk zou hij pas in 1963 zijn doctoraal studie in de economie succesvol afronden.
Ten tweede was het, zo kort na tweede wereldoorlog, geen optie om een inkomen bij elkaar te sprokkelen uit 'alleen het dammen'. Roozenburg heeft altijd een volledige baan gehad en daarnaast een pittige studie!
Ten derde trouwde Roozenburg vrij snel na het behalen van zijn eerste wereldtitel (met Ans Heiligers, op 6 oktober 1951). En ja, niet alleen het bloed kruipt waar het niet gaan kan; alras kwamen er kinderen en dus breidde de verantwoordelijkheid (zorgen) zich uit.
Dus, met uitzondering van een periode van 4 maanden in aanloop naar het WK van
1948, heeft Roozenburg altijd zijn damactiviteiten 'er naast' moeten doen; daardoor
liet hij zo nu en het dan 'het dammen op hoog niveau' voor wat het was . . ..
Niet alleen . . .
Piet Roozenburg was niet alleen een fenomenale partijspeler; ook op veel andere terreinen binnen de damsport heeft hij zich verdienstelijk gemaakt. Zo werd Roozenburg rond 1950 benaderd door de Leidsche Onderwijs Instellingen voor het schijven van een damcursus; nou ja, 'een damcursusje(?)', het werden er uiteindelijk drie, van 26 lessen elk! Samen met zijn vriend en voormalig Nederlands Kampioen Jan Bom volbracht hij deze gigantische klus.
Zo'n 20 jaar later zette Roozenburg zijn schouders onder het schrijven van cursussen en trainingen voor de Nederlandse dambond (K.N.D.B.); ook toen was Bom zijn steun en toeverlaat. Ook redigeerde Roozenburg tot 1959 een damrubriek voor het Algemeen Dagblad. Kortom, Roozenburg had een (zeer) druk bezet leven, maar dat was nog niet alles!
Even terzijde; Rozenburg schreef . . ., het schijnt dat hij nooit een toetsenbord heeft aangeraakt; dat 'schrijven van Roozenburg' was iets waar anderen aan moesten wennen, allemaal hoofdletters en vrijwel geen spaties . . ..
Besturen . . .
Ook op bestuurlijk niveau heeft Roozenburg van zich doen gelden; wanneer een toernooi-organisatie een beroep op hem deed, was dat nooit tevergeefs en ook voor andere bestuurlijke functies (in wat voor hoedanigheid dan ook) was de wereldkampioen nooit te beroerd. Het kon dan ook niet uitblijven dat Roozenburg op een gegeven ogenblik, binnen de gelederen van de K.N.D.B., op 'het pluche' terechtkwam. Gezien zijn status was het dan ook niet verwonderlijk dat hij uiteindelijk voorzitter van de Nederlandse dambond werd. 'Die pet' paste hem echter niet goed; zonder hier nu uitgebreid op in te gaan, vertroebelde zijn relatie met de K.N.D.B.
Roozenburg gaf zelf ooit in een interview aan, dat hij in de eerste plaats dammer was en daarna pas bestuurder! Ook het feit dat Roozenburg zich in de nadagen van zijn voorzitterschap van de K.N.D.B., bestuurlijk actief was voor de internationale dambond (F.M.J.D.), was iets dat niet goed kon gaan.
Uiteindelijk raakte Roozenburg gebrouilleerd met de Nederlandse dambond; wel werd hij voorzitter van de F.M.J.D. In de laatste hoedanigheid voelde hij zich beter thuis; Hij was de stuwende kracht achter de F.M.J.D.-periodiek 'Le Monde Damiste'; een blad dat verscheen in drie talen (Frans, Engels en Nederlands). Het blad was van groot belang voor de promotie van het internationale damspel.
Het promoten van 'ons' dammen was voor Roozenburg een hot item; zo heeft hij zich ingezet voor het 'op de kaart krijgen' van het internationale spel in kleine dam-landen, zoals bijvoorbeeld in Tsjecho-Slowakije (hetgeen vroeger één land was). Ook heeft Roozenburg zich ingezet om het dammen 'op de 100-velden' populair te maken in de Sovjet-Unie.
Maar nog veel belangrijker was het op bestuurlijk niveau samenbrengen van het dammen op het Afrikaanse contingent. Voor dat project benaderde Roozenburg de Afrika-deskundige (en dammer) Wouter van Beek; dat bleek een gouden greep. Van Beek zou Roozenburg uiteindelijk opvolgen als voorzitter van de internationale dambond.
Voor een uitvoerig verslag van die periode, verwijs ik u (nogmaals) gaarne naar het boek Roozenburg, welke tot stand kwam onder redactie van diezelfde Van Beek en Paul Oudshoorn.
Hier laten we het bij . . .
Er van uitgaande dat voor Piet Roozenburg hetzelfde gold als voor iedere andere sterveling: 'Een dag bevat maximaal 24 uur!', dan is het nauwelijks te bevatten dat alles wat hij voor het dammen heeft gedaan, in één mensenleven paste . . ..
Geen opmerkingen:
Een reactie posten