Door Tjalling van den Bosch
Toen Jan Groenendijk in december 2015, in de laatste ronde van
het wereldkampioenschap in Emmen, de winst miste tegen Arnoud
Courdier en zodoende de wereldtitel aan zijn neus voorbij zag gaan,
schreef iemand dat Vjatsjeslav Sjtsjógoljev daardoor de "jongste
wereldkampioen ooit bleef".
Zoals ik in het vorige epistel op dit blog reeds aangaf, is dit niet correct!
De Rus Sjtsjógoljev werd geboren te Moskou en wel op 30 december
1940.
Tijdens het wereldkampioenschap van 1960 mocht hij zich, op zaterdag
12 november, na de laatste ronde (na een puntendeling met Baris Dukel),
de beste dammer ter wereld noemen.
Sjtsjógoljev was toen 19 jaar en 10 maanden oud.
Maurice Raichenbach was echter jonger toen hij op het hoogste treedje
van het WK-podium stond.
Hoe oud hij toen precies was(?), daar zijn de meningen over verdeeld!!
Niet voor te stellen . . .
U (dammer) kunt het zich anno 2017 nauwelijks voorstellen, maar ooit
was er veel gekrakeel in de damwereld!
Nadat Benedictus (Ben) Springer in 1928, tijdens het WK-toernooi van
Amsterdam, de wereldtitel op zijn naam had geschreven, ontstond er het
nodige rumoer.
Direct na het behalen van de titel werd Springer uitgedaagd door Marius
Fabre; de Nederlandse dambond wees de uitdaging resoluut af en stelde
dat een match om de wereldtitel pas in het volgende jaar kon plaatsvinden.
Daarbij was het maar de vraag of Fabre wel als eerste in aanmerking kwam
voor een titel-match.
Volgens de reglementen namelijk kon de als tweede aankomende van het
WK van 1928 aanspraak maken op een titelgevecht met de wereldkampioen.
Maar . . ., er waren twee dammers op de tweede plaats geëindigd, namelijk
Herman de Jongh en de Fransman Alfred Molimard en daar was met het
opstellen van de voorwaarden geen rekening mee gehouden!
Gevolg: onenigheid en dus veel geouwehoer . . .!
Resultaat: de verstandhouding tussen de, toentertijd, twee toonaangevende
damlanden, Nederland en Frankrijk, verslechterde.
De Nederlandse dambond wilde dat er eerst een tweekamp zou komen tussen
De Jongh en Molimard, maar daar had de laatste geen zin.
Vervolgens stelden de Nederlanders voor dat de Fransen dan maar een nieuw
WK-toernooi moesten organiseren.
Echter, de beurscrash van Wallstreet (1929) dompelde de westerse wereld
in een diepe financiële crisis en dus was het niet eenvoudig om een langdurig
(kosten verslindend) WK-toernooi te organiseren.
De twee grootste damlanden kwamen er niet uit.
In de zomer van 1931 echter kregen diverse Nederlandse topdammers
onverwachts een uitnodiging om mee te doen aan een toernooi om de wereldtitel
in Parijs!?!
De Nederlandse dambond was niet gekend in dezen en verbood subiet deelname
van Nederlandse dammers.
Het toernooi ging wel door met eigenlijk alleen maar Fransen; twee onbekende
Zwitsers (Poiruox en Wouille) deden ook mee (ze eindigden als laatste en voorlaatste) en een in Frankrijk wonende Chinees (King), maar verder alleen maar meesters en grootmeesters uit het land van Marianne.
Marius Fabre won het toernooi en werd door de Fransen gezien als de nieuwe
wereldkampioen dammen; voor de Nederlanders was natuurlijk Springer nog
steeds de nummer 1 van de wereld!
Twee wereldkampioenen, dat was natuurlijk, net als in de tijd dat de
Roomse-Katholieke kerk twee pausen kende, geen bevredigende situatie.
Fabre speelde enkele matches waarin hij 'zijn wereldtitel' verdedigde; in eerste
instantie succesvol, maar in 1933 verloor hij met 9-11 van zijn jonge landgenoot
Maurice Raichenbach!
Raichenbach was geboren op 12 mei 1915 in Warschau (Polen - later werd hij,
op jonge leeftijd, genaturaliseerd tot Fransman -) en was ten tijde van de match
tegen Fabre dus slechts 18 jaar oud.
Dus Raichenbach was dus jonger dan Sjtsjógoljev vanwege een betwistbare wereldtitel?
Inderdaad, maar toch is Raichenbach de jongste wereldkampioen ooit!?!
Voordeel van het gekrakeel . . .
Als al het gekrakeel al iets positiefs had opgeleverd, dan was het wel de wil om
tot de oprichting van een internationale dambond te komen!
Gedurende de kerstdagen van 1933 vond er in Brussel een ontmoeting plaats
tussen de vertegenwoordigers van de twee grootste damlanden van dat moment.
Het resultaat was, dat er een eerste stap werd gezet, die uiteindelijk leidde tot,
wat wij nu kennen als, de Fédération Mondiale du Jeu de Dames.
Om het geschil verder te beslechten werd besloten, dat zowel Fabre als Springer
hun 'wereldtitels' beschikbaar stelden en dat er een tweekamp zou komen tussen
de twee sterkste vertegenwoordigers van Frankrijk en Nederland.
Dat bracht Raichenbach in 1934 tegenover Reinier Cornelis Keller!
Op zondag 21 oktober 1934 won Raichenbach de achtste ronde (de tweekamp
ging over tien ronden) van de match en nam daardoor een onoverbrugbare
voorsprong.
Hij zou de match uiteindelijk winnen met 13-7.
Maurice Raichenbach was dus ten tijde van deze (algemeen erkende) wereldtitel
zo'n vijf maanden jonger dan Sjtsjógoljev in 1960.
Ad acta . . .
Geen opmerkingen:
Een reactie posten