De donderdagavond is mij heilig, het is de avond van 'de onderlinge' van mijn (dam)club. Na het sportjournaal van kwart voor 7 stap ik in de auto en begeef mij naar Zalen Tivoli in het voormalige Huizum (thans Leeuwarden). Rond half 8 neem ik plaats aan de stamtafel en aanschouw vanaf deze
strategische plek de (druppelsgewijze) binnenkomst van mijn clubgenoten. Er bevinden zich ook niet-dammers in het etablissement en zo nu en dan krijg ik, van één van hen, de vraag: "waarom dam je eigenlijk ?". De kern van deze vraag zit hem in dat laatste woordje 'eigenlijk'. De vragensteller bedoelt dat je het beter kunt laten! Meestal murmel ik dan een antwoord in de trant van: competitief bezig zijn, gezellige avond, liefhebber . . .Zo'n vragensteller laat zich niet zomaar uit het veld slaan: "Kan je het een beetje ?"."Ach, zoals ik zei, ik ben een liefhebber" antwoord ik dan vaak resoluut (lees kortaf) en meestal is het 'interview' dan wel afgelopen.
De partij
Nadat de paring (rond 8 uur) bekend is geworden begeef ik me naar de speelzaal en na uren spelen bega ik soms een blunder, ik laat pardoes een schijf 'in staan', mijn tegenstander hoeft er alleen maar 'op te lopen'. Ik kan hem niet opvangen, en weglopen is ook geen optie want dan krijg ik een combinatie om de oren. Wat kan een mens doen in zo'n situatie ? Je begint met in je handen te wrijven, alsof je zit te popelen van verlangen dat hij 'op de schijf gaat lopen'. Je tegenstander wordt dan wantrouwig, en gaat tijd verbruiken, dat is al iets. Als de hand van je opponent naar de bewuste schijf gaat, dan fluit je zachtjes. Hierop wordt hij zenuwachtig en kijkt je aan, je beantwoordt zijn blik met een meewarig lachje. "Ja, dammen is moeilijk" zeg je dan, de opmerking "zo, zo, toch" is misschien iets beter. Dit impliceert dat er tal van mogelijkheden zijn die hij niet gezien heeft. Heel goed is ook "zeker, het kan", want dan zet je hem wederom aan het werk over de vraag wat er dan nog meer kan. Uiteindelijk, nadat hij al zijn moed heeft verzamelt, valt hij de schijf aan. Cruciaal is nu dat je de volgende zet direct uitvoert en nadat hij heeft geslagen doe je gelijk weer een zet. Vervolgens sta je op en ga je rustig de zaal doorwandelen, alsof je de partij praktisch in je zak hebt.
Als je terugkomt zit je tegenstander vast en zeker nog steeds na te denken. Dit is het moment om hem bemoedigend op de schouder te slaan. "Na afloop analyseren we het wel even" zeg je dan, of "je kon ook niet anders". Hierna ga je rustig een sjekkie zitten rollen.
Tien tegen één dat zijn volgende zet zwak is. Hij zit te borduren aan een fictief patroon, waarvan jij alleen het geheim bezit. Het lapje bestaat natuurlijk niet, maar dat is juist de kracht !! Je tegenstander wordt dus voor een denkbeeldig lapje gehouden. Zo'n partij winnen heeft een aparte bekoring. "Ja, ja" ik hoor u al zeggen: "maar bij een grootmeester lukt dat natuurlijk niet". Dat klopt, wij (liefhebbers) hebben een veel rijker repertoire . . .
Oog voor hebben . . .
Als je er oog voor hebt is het prachtig om dammers, tijdens hun partij, in 'actie te zien'. Wij (Huizumers) kennen bijna allemaal het verhaal van Menno Bandstra die met zijn (Maltano-)sigaret in de koffie zat te roeren. Ook zijn er dammers die zachtjes zitten te fluiten. Zo iemand zit meestal in tijdnood en beoefent de zorgeloosheid. Als hij niet zo op zijn stoel wiebelde, dan zou ik erin geloven.
Er zijn ook dammers die zachtjes neuriën. Dit is om aan te geven: mij heb je nog niet. En dan zijn er nog de trommelaars. Deze roffelen met de vingers voortdurend op de tafel. Persoonlijk kan ik daar het minst tegen, hoewel ik moet toegeven, dat het sympathieker is. Door fluiten en neuriën simuleert men een onbekommerdheid, die er niet is, terwijl de trommelaar tenminste rondborstig toegeeft, dat hij 'de boot in gaat'. Niettemin is het om dol van te worden.
Grootmeester herkennen het bovenstaande totaal niet, maar voor ons liefhebbers is het 'vaste kost'.
Ik sluit af met een diagram voor liefhebbers:
Wit speelt 37-32 en staat rustig op en gaat eens een rondje langs de andere borden maken. Zwart ziet direct (24-29) 33x24 en de tussenloop (22-28), maar ja, "waarom loopt hij zo zelfverzekerd door de zaal ?" Na rijp beraad kan zwart het niet laten, dus: (24-29) 33x24 (22-28). Nu volgde echter 23-19! (28x48) 40-35 (48x30) 36-31 (26x37) 38-32 (37x28) 19-14 (9x29) 35x2.
Dus, beste lezers, als u nog eens de vraag krijgt voorgeschoteld: "kan je er wat van ?" dan is het enige juiste antwoord: "ik heb een uitgebreid repertoire . . . ".
Geen opmerkingen:
Een reactie posten