dinsdag 8 juli 2014

Opvoeden tot genie...1

Door Tjalling van den Bosch

Vooraf: De komende maanden verlaten we onze vertrouwde damwereld; ik neem u mee naar een project dat veel stof deed opwaaien, in de tweede helft van de vorige eeuw en dan vooral in de schaakwereld.

In 1967 trouwden Klára Alberger en László Polgár (in Hongarije) met elkaar; in 1969 wordt hun eerste kind geboren, een dochter (Zsuzsa). Nachtenlang praten de nieuwbakken ouders over het opvoeden van hun eerste nakomeling; uiteindelijk besluiten ze tot een opvoedingsexperiment. László gelooft niet dat scholen goed zijn voor de ontwikkeling van een kind. Naar zijn mening stompt de creativiteit van kinderen bij klassikaal onderwijs af. Een kind wordt op school eerder dommer dan slimmer, volgens hem. Zijn gelijk wilde hij bewijzen door zijn dochter niet naar school te laten gaan, maar haar zelf een (in zijn ogen) ideale opvoeding te geven; een uitstekende algemene ontwikkeling, maar ook uitblinken op een bepaald gebied én ze moest vooral een gelukkig mens worden.

Volgens László  maken scholen talent kapot, terwijl deze juist gekoesterd en opgekweekt moet worden; scholen zijn de slechtst mogelijke opleiding voor 'het leven'. Begaafde leerlingen worden wreed behandeld door klasgenoten en zo mogelijk nog wreder door de docenten. Het is een bewezen feit, dat onderbelasting schadelijker en vermoeiender is dan een optimale belasting van de aanwezige talenten. Het niveau van de lessen is nu eenmaal afgestemd op dat van de middelmaat, die altijd dichter bij de onderlaag dan bij de top ligt. Het leren wordt daarom saai voor de begaafde leerlingen, die allesbehalve gestimuleerd worden om te presteren. In plaats van de eindeloze klassikale leergangen en de ambitie dodende verveling die daarbij hoort, zou een systeem moeten worden uitgevonden, waarin kinderen iedere keer het bereikbare doel van hun werk voor ogen staat en waarin ze zodanig belast worden, dat ze dat ervaren als actieve ontspanning. Het verwerven van informatie en het oplossen van opgaven moeten daarom in de vorm van een spel worden gebracht, waardoor een spelelement in het werk wordt ingebouwd en een werkelement in het spel van het kind.

László die zich na zijn schooltijd verdiept in de pedagogie, psychologie en Esperanto (!) noemt zichzelf 'psychopedagoog'; halverwege de jaren 60 (van de vorige eeuw) ging hij aan de slag als leraar Tekenen en Ethiek aan een middelbare school in Boedapest. Klára studeerde Russisch, Duits en Esperanto; zij vond later emplooi als lerares op een basisschool. Alhoewel Klàra in eerste instantie sceptisch stond tegenover het gedachtengoed van haar man, ging ze hier uiteindelijk toch in mee en kreeg Zsuzsa een intensieve begeleiding. Kortom: het doel van deze wijze van opvoeden was om hun dochter zoveel mogelijk kennis mee te geven, omdat: het opvoeden tot genie de zekerste weg naar geluk is . . .

Onverwachte wending . . .

Echter het 'project' kreeg een onverwachte wending . . . Direct nadat Zsuzsa had leren praten, begon de intensieve begeleiding; op haar derde en vierde levensjaar kreeg ze al les in de Russische- en Duitse taal. Aan de hand van blokken en vlakverdelingen was László ook al vroeg begonnen haar thuis wiskunde te onderwijzen. Toen Zsuzsa bijna 4 jaar oud was vond ze thuis in een la schaakstukken . . . Haar vader besloot haar het spel uit te leggen; stapsgewijs legde hij haar de mogelijkheden van de stukken uit. Ieder onderdeel werd geduldig en systematisch aangepakt; hij presenteerde de kennis (zoals hij onderwijs voorstond) in een gestaag oplopende moeilijkheidsgraad. Van vitaal belang daarbij was, dat Zsuzsa zelf ontdekkingen deed en zo plezier hield in het leerproces. Net als bij taal- en wiskunde-onderwijs, pakte de vader het schaken intensief aan; er werd elke dag gespeeld. László verzon sprookjes op het schaakbord, waarin de stukken de belangrijke rollen hadden; hij behandelde ieder spelonderdeel grondig, maar speels. 
Pas na drie á vier maanden mocht Zsuzsa haar eerste echte partij spelen met het complete bord vol stukken.
Dochterlief vond het prachtig, ook al omdat haar vader haar soms (ongemerkt) liet winnen; dat deed hij liever dan haar een 'voorgift' te geven, omdat (volgens hem) daardoor haar zicht op de structuur van het spel negatief beïnvloed zou kunnen worden. Gaandeweg kreeg Zsuzsa zoveel plezier in het schaakspel, dat ze niet meer met haar poppen speelde.

Het bovenstaande is al weer een heel epistel geworden, daarom sluiten we af met: wordt vervolgd . . .

PS. Na het laatste epistel over de Polgárs zal ik aan bronvermelding doen, maar twee bronnen wil ik nu reeds prijs geven: -Nevelj Zsenit!- van László Polgar en -De Polgar-zusters of: de creatie van drie schaakgenieën- van Ed van Eeden. Vooral de laatste (uitgegeven in 1990) is een prachtig stukje geschiedschrijving..

Op damgebied kan Hongarije niet bogen op hoogstandjes; in de partij tussen Barnabos Kollner (met wit) en Odon Kollner (E.K. 2012) miste eerstgenoemde reeds na 6 zetten een eenvoudige winst: 33-28  (20-25)  38-33  (18-23)  42-38  (12-18)  47-42  (7-12)  31-26  (15-20 ?)  37-31 ?? de winst die wit hier verzuimde mag voor iedere rechtgeaarde dammer geen probleem zijn. 

Beste lezers en lezeressen, u kunt het gedachtengoed van László en Klára bizar vinden; de onderstaande stand is dat zeker, zowel de beginstand als de afwikkeling! Benedictus Springer is de componist: 

Wit verleidt zwart na 37-31 tot  (18-22?)  29x18  (20x29)  34x23  (19x26)  en nu:  27-21  (16x27)  42-37  (12x23 of ?)  37-31  (25x34)  40x18  26x37  41x1





 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten