dinsdag 15 juli 2014

Opvoeden tot genie...2

Door Tjalling van den Bosch

Het vorige epistel sloot ik af met de constatering dat Zsuzsa het schaakspel ontdekte en al spoedig niets liever deed. Ze ontwikkelde zich snel tot een goede schaakspeelster; op haar vierde (!!) werd ze met een perfecte score (10 uit 10 in de finale) jeugdkampioen van Boedapest in de klasse tot 12 jaar!! Toen ze vijf jaar oud was, had ze zowel op het gebied van schaken als op dat van de wiskunde een dusdanig hoog niveau bereikt, dat het naast elkaar onderwijzen van allebei de disciplines alleen maar remmend zou kunnen werken op haar ontwikkeling. Omdat Zsuzsa zo aan schaken verslingerd was en omdat het schaakspel een meetbaar resultaat voor het opvoedingsexperiment zou opleveren, besloten haar ouders (Klára en László) de wiskunde voor het grootste deel te laten vallen.
Voor Klára was het doorslaggevende argument (voor het bordspel) de overweging, dat haar toch zo wilde en levendige kind gefascineerd en geconcentreerd achter het bord kon zitten en een grote spelvreugde had. Achter een dergelijke blijdschap kon zich geen ongeluk verschuilen, volgens Klára.

Enig kind . . . 

Vijf jaar lang was Zsuzsa enig kind, toen werd de tweede telg uit het huwelijk van Klára en László geboren; Zsófia aanschouwde het  levenslicht op 2 november 1976. In eerste instantie veranderde er voor Zsuzsa niet zo veel, ook niet toen ruim anderhalf jaar later het volgende meisje zich aandiende: Judit. Judit (waarom geen Zjudit?!) werd geboren op 23 juli 1976. In eerste instantie waren haar twee zusjes te jong om te schaken en kon Zsuzsa zich, terugtrekkend in een aparte kamer, nog steeds in haar eentje overgeven aan het schaakspel. Zsófia en Judit mochten daar niet binnenkomen; "dat is pas voor als jullie óók kunnen schaken" hielden de ouders hen altijd voor. De nieuwsgierigheid van de meisjes had natuurlijk niet beter gewekt kunnen worden; ze rustten dan ook niet voordat zij het spel ook beheersten. Met dezelfde routine, die hij had opgedaan bij de training van Zsuzsa, onderwees László ook zijn twee jongste dochters. Het hele huis hing vol met diagrammen: mat-in-één, mat-in-twee of mat-in-drie. Zelfs als ze gingen slapen, kregen ze een prikbord met vijftien op te lossen stellingen naast hun bed, zodat ze de volgende dag meteen schakend zouden beginnen.

Nog sneller dan Zsuzsa waren de meisjes op een goed niveau, al waren ze veel speelser dan hun oudste zus. Tot hun tiende levensjaar gebruikten de twee jongsten nooit meer dan een kwartier bedenktijd voor een partij. Ze renden elkaar gewoonlijk achterna door de speelzaal, kropen onder de tafels door en vroegen zich vaak hardop af waarover de tegenstanders nu toch zo lang nadachten. Als hun vader hen opdroeg zich beter te concentreren, waren ze verbaasd; ze wonnen toch?

Het was voor vader László toen wel duidelijk; het opvoedingsexperiment zou in het teken van het schaakspel komen te staan. Klára heeft het daar moeilijker mee gehad, omdat wat haar betrof ook voor een veelzijdiger oplossing gekozen had mogen worden. Zij had liever gezien dat de twee jongsten een andere weg waren ingeslagen, bijvoorbeeld een mathematicus en een musicus in de familie vond de moeder een beter idee. In de praktijk was een dergelijk ideaal niet haalbaar; ten eerste werd het inkomen aanzienlijk verminderd omdat Klára sinds de gezinsuitbreiding haar werk als lerares had opgegeven en ten tweede was het aantrekken van trainers/leraren een kostbare aangelegenheid. Er moesten trainers worden ingeschakeld, want László was als schaker al snel overvleugeld door zijn dochters en dus moesten er betere schakers worden ingehuurd. In de families van de ouders waren ook geen schakers van enig niveau te vinden; er schijnt wel een Polgár, als schaker, bekend te zijn in Hongarije, maar dat was geen familie.

De verschillende onderdelen van het trainingsprogramma werden langzaam maar zeker geïntensiveerd. De meisjes moesten gewend raken aan wedstrijdsfeer en perioden van zware en langdurige inspanning.  Zij moesten hun aandacht kunnen vasthouden en ook hun fysieke conditie moest op peil blijven. László  heeft ook altijd vechtlust geproclameerd en stond zijn dochters geen gemakkelijke remises toe, zelfs niet tegen elkaar. Niet zelden werden onderlinge ontmoetingen uitgevochten tot er nog slechts twee koningen op bord stonden en er dus voor geen van beide speelsters meer winst mogelijk was. Dat de meisjes bovendien eerlijk dienden te zijn en nooit onbeleefd mochten optreden tegen hun tegenstanders, sprak vanzelf. De meisjes kregen nooit 'cijfers' voor hun vordering, omdat die niets toevoegen aan de toch al positieve of negatieve waardering voor een prestatie. Ook zorgden de ouders ervoor, dat de meisjes meededen aan toernooien met een niet al te zware bezetting. Naar hun mening moet een kind namelijk niet worden blootgesteld aan een situatie, waarin de verwachtingen te hoog zijn gespannen; daarom koos men met zorg de wedstrijden uit, niet te zwaar, maar ook zeker niet te gemakkelijk.Als een van de meisjes een partij verloor, dan werd ze ook nooit bestraffend toegesproken, maar juist getroost; een verliespartij is voor een schaker op zichzelf al erg genoeg. Wel werd iedere verliespartij natuurlijk gedegen geanalyseerd, om uit te vinden wat
er precies fout was gegaan.

Echter de reacties van buiten het gezin, op het opvoedings-experiment, waren bepaald niet altijd positief!?!

Wordt (wederom) vervolgd . . .
 



Geen opmerkingen:

Een reactie posten