Door Tjalling van den Bosch
Drie maanden geleden liep ik door het prachtige dorpje Langweer. In de hoofstraat is een winkel in tweedehands boeken, echt zo'n ouderwetse met een enorme verscheidenheid aan oude boeken en hier en daar een stoel of een krukje, waarop je rustig kunt gaan zitten lezen. Mijn hart gaat vaak open in dergelijke etablissementen; die bewuste zondag vond ik daar een boek van journalist Ed van Eeden, tevens een schaakliefhebber. Het 158 pagina's tellende boek draagt als titel De Polgar-zuster met als ondertitel of: de creatie van drie schaakgenieën. Het boek is uitgegeven in 1990, het jaar waarin de zusjes Polgár respectievelijk 21, 16 en 14 jaar werden; het boek handelde vooral over het opvoedings-experiment en het begin van de schaak-carrières van de Hongaarse schaakzusjes.
Ik heb altijd grote interesse gehad voor het opvoedings-experiment van László en Klára Polgár-Alberger. Veel wetenschappers hebben hun licht laten schijnen op dit project. De meesten waren zeer sceptisch, maar vrijwel allen gingen voorbij
aan de voornaamste doelstelling van de ouders, namelijk: hun
dochters moesten gelukkige mensen worden. László schreef o.a. in zijn boek: het opvoeden tot genie is de
zekerste weg naar geluk. Dat László (en later ook Klára) de stelling poneerde dat: de
school intelligente leerlingen eerder demotiveerde dan motiveerde,
riep natuurlijk de nodige weerstand op. Het Polgár-experiment is mijns inziens echter te beperkt om
hoogdravende conclusies te trekken; het heeft wel aangetoond dat de dochters
geweldige schaaksters werden, terwijl er in de families (van beide kanten)
geen schaaktalent van enig belang huisde.
Ook heeft het opvoedings-experiment aangetoond (feministes
opgelet), dat vrouwen gelijkwaardig kunnen zijn aan
mannen, als het om denksporten gaat! Dus weg met de kampioenschappen voor vrouwen en de prijzen
voor de beste vrouw, het is pure discriminatie!! Het ongelijk van Hein Donner ("vrouwen kunnen er niets van en
ze leren het ook nooit") en Bobby Fisher ("ik kan iedere vrouw ter
wereld een stuk en
een zet voorgeven en ik win nog") is er
ook door aangetoond. Wetenschapper drs. B.H. Wilders twijfelde (in 1991) aan de
hechtheid van de familie Polgár op de lange duur. Hij voorzag grote problemen als één (of meerdere dochters) het
schaken de rug zou(den) toekeren; ook deze twijfel lijkt slechts suggestief.
De leden van de familie Polgár zijn zeer aan elkaar gehecht en
hebben allemaal, ondanks dat ze wijdverspreid over onze aardbol zijn uitgewaaid, nog
dagelijks contact met elkaar, terwijl Zsófia het schaken op een we heel laag
pitje heeft gezet.
Natuurlijk was het opvoedings-experiment zwaar; zeker voor de
dochters, maar zoals Judit een paar jaar geleden opmerkte: "voor ouders is het
bijna niet te doen". Om u een idee te geven hoe een dag (thuis) er voor de meisjes (in
de beginjaren) uitzag. 06.00 uur opstaan - van 07.00 tot 10.00 sporten (zwemmen,
tafeltennis) - 11.00 tot 17.00 studie (eerst nog algemeen en schaken, later alleen nog maar
schaken) - 19.00 uur tot hooguit 22.00 uur was er gelegenheid om mensen te
ontvangen (journalisten), theaterbezoek, muziek en als de meisjes het
wensten, snelschaken. In huize Polgár was wel een televisie, maar die werd alleen
aangezet als er een (zorgvuldig uitgekozen) interessante film op was. Dagelijks nieuws vonden de ouders totaal onbelangrijk en in
onbelangrijke zaken moest je vooral geen energie stoppen (!); ook moderne muziek en
literatuur vonden ze onbelangrijk.
De vader stelde dat je in plaats van Oorlog en vrede te
lezen, je beter een taal kon leren. De meisjes kregen als leesvoer uitsluitend kennis vermeerderende,
wetenschappelijke uitgaven onder ogen en natuurlijk schaakboeken. Ik vergeet bijna nog te vermelden: 7 dagen in de week, dus zonder
rustdagen! En toch, en toch . . . László en Klára gedroegen zich nimmer als
bijvoorbeeld veeleisende tennis-vaders of kunstrijd-moeders!
Bronvermelding . . .
Ondanks dat ik het Polgár-project jarenlang zijdelings volgde, heb
ik er toch het nodige van meegekregen; door het boek van Ed van Eeden kwam alles weer
bovendrijven. Het boek van László Polgar zelf, Nevelj Zsenit (in het
Engels: Bring up Genius), is ook één van mijn favorieten, alhoewel ik niet alles wat de schrijver
predikt voor zoete koek slik.
Het boek werd geschreven voordat de meisjes werden geboren; in het
boek van Ed van Eeden staat dat het boek pas in 1989 is uitgegeven, maar dat
betreft volgens mij de Engelse vertaling. Verder kwamen weer diverse verhalen uit het schaakmagazine
Matten goed van pas, alsook het hoofdstuk over Judit Polgár uit het boek van Jan
Timman, Schakers portretten. Door de jaren heen heb ik vrijwel alles gelezen, wat binnen mijn
gezichtsveld kwam, over de Polgárs.
De epistels over het Polgár-project die ik u de afgelopen maanden
heb voorgeschoteld zijn niet bedoeld als een soort levensbeschrijving van de Polgárs;
het is zelfs geen biografische schets. Door de jaren heen kwamen de verhalen over het
opvoedings-experiment tot mij (via anderen) en hebben zich in mijn brein vastgezet. Kortom, het zijn meer een soort hersenspinsels die ik aan het
(digitale) papier heb toevertrouwd, met dank aan Ed van Eeden. Van Eeden is heden ten dage voorzitter van de Utrechtse schaakclub
Oud Zuylen en debuteerde in 1999 als romanschrijver; hij gebruikt vaak de
pseudoniemen: Steven Klamm en Debbie Hogewind, ad acta.
De uitsmijter is voor moeder Klára, op de vraag wie het grootste
genie is in het gezin: "Het enige genie in ons gezin is mijn man, want hij heeft met
zijn methode de maximale score behaald".
Geen opmerkingen:
Een reactie posten